Zww, kww, hww & gezegdes

Welkom 2HV!
Planning:
Dilemma 
Leeskwartier
Uitleg & aantekeningen maken
Aan de slag
--
Nieuws kijken

timer
15:00
1 / 18
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Welkom 2HV!
Planning:
Dilemma 
Leeskwartier
Uitleg & aantekeningen maken
Aan de slag
--
Nieuws kijken

timer
15:00

Slide 1 - Slide

2hv3

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Dilemma
Nooit meer je lievelingseten mogen eten..
of
..iedere dag hetzelfde eten?

Slide 4 - Slide

Leerdoelen
  • Ik kan het koppelwerkwoord, hulpwerkwoord en zelfstandig werkwoord in een zin vinden.
  • Ik kan het naamwoordelijk en werkwoordelijk gezegde in een zin vinden.

We beginnen gelijk met een opwarmer :)

Slide 5 - Slide

Wat weet je nog over het gezegde?

Slide 6 - Mind map

"Klas 2HV3 oefent deze week met het koppelwerkwoord." Oefent is in deze zin:
A
Hulpwerkwoord
B
Zelfstandig werkwoord

Slide 7 - Quiz

Door naar de aantekeningen!
Pak je schrift erbij :)

Slide 8 - Slide

Soorten werkwoorden
3 soorten:
- Zelfstandig werkwoord (zww):




Slide 9 - Slide

Soorten werkwoorden
3 soorten: 
- Koppelwerkwoord (kww):

Slide 10 - Slide

Soorten werkwoorden
3 soorten:
- Hulpwerkwoord (hww): 

Slide 11 - Slide

In welke zin is het woord 'is' een hulpwerkwoord?
A
Het gras in de tuin is te lang.
B
Het gras in de tuin is pas gemaaid.

Slide 12 - Quiz

De vrienden zijn nog lang gebleven.
Wat is het zww?
A
zijn
B
gebleven

Slide 13 - Quiz

Slide 14 - Video

Naamwoordelijk gezegde (ng)

Iemand is iets. (zijn)
--> kww + naamwoordelijk deel
--> dit kan bijvoorbeeld een bijvoeglijk naamwoord zijn

Voorbeelden:
De wind is koud.
Het onderzoek is nog gaande.
Kelly schijnt aardig te zijn.



Werkwoordelijk gezegde (wwg)

Iemand doet iets.
--> Alle ww in de zin

Voorbeelden: 
De wind komt uit het oosten.
Jan heeft naar buiten gekeken.
Jan had naar buiten kunnen kijken.
Sanne sport elke vrijdag. 

Slide 15 - Slide

Zie je in deze zin een ng of een wwg?
'Alles bleek fout'.
A
Naamwoordelijk gezegde
B
Werkwoordelijk gezegde

Slide 16 - Quiz

Aan de slag
Opdracht 3 t/m 13 (weektaak)
Zachtjes overleggen en samenwerken mag

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Link