Recap Unit 1

Recap
In deze LessonUp gaan we alle grammatica bij langs

Tussen elk onderdeel zijn er vragen die je kan stellen en beantwoorden 
1 / 24
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 2

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Recap
In deze LessonUp gaan we alle grammatica bij langs

Tussen elk onderdeel zijn er vragen die je kan stellen en beantwoorden 

Slide 1 - Slide

Meervoud
Bij elk woord kan je een -s achterzetten om het woord in meervoud te zetten. Dit is de standaardregel.

vb. Phone - Phones
Dog - Dogs

Er zijn vier uitzonderingen hierop

Slide 2 - Slide

Uitzonderingen (1/2)
1. Eindigt een woord op -s? Dan komt er -es achter.
vb. dress - dresses

2. Eindigt een woord op medeklinker + -y? Dan komt er -ies achter.
vb. baby - babies

Slide 3 - Slide

Uitzonderingen (2/2)
3. Eindigt een woord op een -o? Dan komt er -es achter.
vb. potato - potatoes
Korte -o aan het eind betekent standaardregel

3. Eindigt een woord op een -f / fe? Dan wordt het -ves.
vb. Knife - knives
Wolf - Wolves

Slide 4 - Slide

Wat is de standaardregel in het meervoud?
A
-es
B
-s
C
-oes
D
-ves

Slide 5 - Quiz

Hoe moet ik dit woord in het meervoud zetten?
Life
A
Lifes
B
Lives
C
Live's
D
Life

Slide 6 - Quiz

Hoe moet ik dit woord in het meervoud zetten?
Hero
A
Heros
B
Heroos
C
Hero's
D
Heroes

Slide 7 - Quiz

Hoe moet ik dit woord in het meervoud zetten?
Kiss
A
Kissen
B
Kussen
C
Kisses
D
Kiss's

Slide 8 - Quiz

Hoe moet ik dit woord in het meervoud zetten?
Play
A
Player
B
Play's
C
Playies
D
Plays

Slide 9 - Quiz

Er zijn woorden waarvan klinkers veranderen:
Man - Men
Woman - Women
Foot - Feet
Tooth - Teeth

Sheep - Sheep
Deer - Deer

Slide 10 - Slide

Wederkerende Voornaamwoorden
Deze woorden verwijzen naar het onderwerp in de zin

Met myself verwijs je naar I (ik)
Met yourself verwijs je naar you (jij)
Met himself verwijs je naar he (hij)
Met herself verwijs je naar she (zij)
Met itself verwijs je naar it (het)

Slide 11 - Slide

Wederkerende Voornaamwoorden
Deze woorden verwijzen naar meerdere personen

Yourselves verwijst naar you (jullie)
Ourselves verwijst naar we (onszelf)
Themselves verwijst naar they (hunzelf)

-selves is meervoud van -self

Slide 12 - Slide

Welk wederkerend voornaamwoord moet je op de puntjes gebruiken?
We bought lunch for ......
A
myself
B
itself
C
ourselves
D
themselves

Slide 13 - Quiz

Welk wederkerend voornaamwoord moet je op de puntjes gebruiken?
He bought lunch for ......
A
myself
B
herself
C
ourselves
D
himself

Slide 14 - Quiz

Welk wederkerend voornaamwoord moet je op de puntjes gebruiken?
I bought lunch for ......
A
myself
B
himself
C
ourselves
D
itself

Slide 15 - Quiz

Present Simple
In dit onderdeel moet je verschillende vormen van de Tegenwoordige Tijd kennen

Er zijn drie onderdelen die van je gevraagd gaan worden



 

Slide 16 - Slide

PS Onderdeel 1
SHIT-Regel
Er komt een -s achter het werkwoord bij She, He, IT
I work
She works
He works
We work

Slide 17 - Slide

Vormen van To Be (zijn)

I Am
She/He/It is
We/You/They are

I'm not
He isn't
We aren't


Vormen van To have Got (hebben)

I/ We/ You/ They have got
She/He/It has got

Haven't got
Hasn't got

Slide 18 - Slide

Wat moet op de lijntjes komen te staan:
I ......... a new Iphone yesterday
A
am
B
has got
C
are
D
have got

Slide 19 - Quiz

Wat moet op de stippellijn komen?
We ........ in a bad mood
A
have got
B
is
C
has got
D
are

Slide 20 - Quiz

Wat moet op de lijntjes komen te staan:
We ...... to school right now (walk)
A
walk
B
walks

Slide 21 - Quiz

Wat voor ontkenning moet op de puntjes komen:
I ..... ready
A
am not
B
is not
C
aren't
D
have got

Slide 22 - Quiz

Wat moet op de puntjes komen?
Julia and I .......... eating mushroom soup for dinner
A
am
B
are
C
is
D
have got

Slide 23 - Quiz

Wat moet je leren voor de toets?
* Woordjes
* Grammatica:
- Meervoud
- Wederkerende Voornaamwoorden
- Present Simple


Slide 24 - Slide