THV2A | Werkwoordspelling + lezen

Hoi THV2A! 
Fijn dat jullie er zijn!
1 / 36
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 36 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Hoi THV2A! 
Fijn dat jullie er zijn!

Slide 1 - Slide

Planning vandaag
  • Werkwoordspelling herhalen 
  • Verbindingsmanieren alinea's herhalen 
  • Vragen over vervangingsopdracht? 

Slide 2 - Slide

Eerst even dit... hoe was jullie vakantie? :-)

Slide 3 - Open question

Werkwoordspelling: de persoonsvorm!

Slide 4 - Slide

juist
onjuist
Een zin heeft altijd één persoonsvorm.
Onderwerp en persoonsvorm staan altijd naast elkaar.
De persoonsvorm verandert mee met tijd en getal.
Een zin met meerdere persoonsvormen noemen we een samengestelde zin.

Slide 5 - Drag question

"De persoonsvorm verandert mee met tijd en getal" 
Dat wil zeggen dat de persoonsvorm verandert:
  •  wanneer je de tijd van de zin verandert
     (bijvoorbeeld tegenwoordig > verleden of andersom) 

  • wanneer je het getal verandert
    (bijvoorbeeld enkelvoud > meervoud of andersom)

Slide 6 - Slide

Wat is de persoonsvorm?
De persoonsvorm
Electra
had
haar toets
goed
gemaakt.

Slide 7 - Drag question

Persoonsvorm: tegenwoordige tijd
ik
ik-vorm
ik loop
jij
ik-vorm + t
jij loopt
jij (vraag)
ik-vorm
loop jij?
hij/zij/het
ik-vorm + t
hij loopt
wij
hele ww
wij lopen
jullie
hele ww
jullie lopen
zij (mv)
hele ww
zij lopen

Slide 8 - Slide

Persoonsvorm: verleden tijd
Sterk of zwak? 

- Zwak: klinker in de stam verandert niet 
- Sterk: klinker in de stam verandert

Slide 9 - Slide

Persoonsvorm: verleden tijd (zwak)
ik
ik-vorm +te/de
ik maakte
jij
ik-vorm + te/de
jij maakte
jij (vraag)
ik-vorm+ te/de
maakte jij?
hij/zij/het
ik-vorm + te/de
hij maakte
wij
ik-vorm + ten/den
wij maakten
jullie
ik-vorm + ten/den
jullie maakten
zij (mv)
ik-vorm + ten/den
zij maakten

Slide 10 - Slide

Persoonsvorm: verleden tijd (zwak)
  • Hoe weet je of het de(n) of te(n) is? 

  • 't ex-kofschip 
  • Kijk naar de stam (= infinitief -en): eindigt op t, x, k, f, s, c, h, p?
  • Voorbeeld 1: verhuizen 
  • Voorbeeld 2: spelen

Slide 11 - Slide

Vul de verleden tijd in: "Vanmorgen ____ (fietsen) mevrouw Verhees naar school."

Slide 12 - Open question

Vul de verleden tijd in: "Gisteren ____ (bakken) Elisabeth een taart."

Slide 13 - Open question

Vul de verleden tijd in: "Voor de vakantie ____ (praten) Harish en Luciano via Discord."

Slide 14 - Open question

Vul de verleden tijd in: "De vorige les ____ (willen) Christian iets eten."

Slide 15 - Open question

Vul de verleden tijd in: "Vorig jaar ____ (dansen) Mayra en Hannah op TikTok."

Slide 16 - Open question

Persoonsvorm: verleden tijd (sterk)
ik
ik-vorm (klinkerwissel)
ik sliep
jij
ik-vorm (klinkerwissel)
jij sliep
jij (vraag)
ik-vorm (klinkerwissel)
sliep jij?
hij/zij/het
ik-vorm (klinkerwissel)
hij sliep
wij
ik-vorm (klinkerwissel) + en
wij sliepen
jullie
ik-vorm (klinkerwissel) + en
jullie sliepen
zij (mv)
ik-vorm (klinkerwissel) + en
zij sliepen

Slide 17 - Slide

Persoonsvorm: verleden tijd (sterk)
  • Hoe weet je of een werkwoord sterk of zwak is? 
  • (Sterk = klinkerwissel)
    (Zwak = + te(n) / de(n))

Slide 18 - Slide

Sterk werkwoord
Zwak werkwoord
fluiten
bedoelen
lijken
antwoorden
denken
slapen
koken
mixen

Slide 19 - Drag question

Sterke werkwoorden
Zwakke werkwoorden
Schieten
Starten
Smelten

Bijten
Meten
Starten
Verwachten
Heten
Fluiten
Kosten

Slide 20 - Drag question

Sterk werkwoord
Zwak werkwoord
Zingen
Klappen
Lopen
Reizen
Fietsen
Kijken
Lezen
Spelen

Slide 21 - Drag question

Robine ____ (krijgen) een maand geleden een puppy.

Slide 22 - Open question

Werkwoordspelling: het voltooid deelwoord!

Slide 23 - Slide

Wat weet je over het voltooid deelwoord?

Slide 24 - Mind map

Het voltooid deelwoord
  • In een zin met een hulpwerkwoord
  • Voorbeeld 1: Hij heeft hard gefietst
  • Voorbeeld 2: Zij is gevallen.
  • Voorbeeld 3: De goal werd gemaakt door de topvoetballer.

Slide 25 - Slide

Het voltooid deelwoord (zwak)
  • ge + ik-vorm + d/t
  • Hoe weet je of je d of t krijgt? 
  • 't ex-kofschip 
  • Kijk naar de stam (= infinitief -en): eindigt op t, x, k, f, s, c, h, p?
  • Voorbeeld: maken

Slide 26 - Slide

Het voltooid deelwoord (sterk)
  • Klinkerwisseling 
  • Eindigt vaak op -en of op -t 
  • Kun je het beste van buiten leren :-) 

Slide 27 - Slide

Esra ____ (hebben) een boek ___ (schrijven).

Slide 28 - Open question

Reis en Nathan ____ (hebben) hard ___ (werken).

Slide 29 - Open question

Hayley ____ (zijn) nog niet ___ (verslaan) in de Kahoot.

Slide 30 - Open question

Klas THV2A ____ (hebben) deze les veel geleerd.

Slide 31 - Open question

Sleep het werkwoord naar de bijbehorende werkwoordsvorm.
persoonsvorm tt hij-vorm
persoonsvorm tt wij-vorm
persoonsvorm vt enkelvoud
persoonsvorm vt meervoud
voltooid deelwoord
vertelt
pestten
veranderd
zou
pesten

Slide 32 - Drag question

Zijn er nog vragen over de werkwoordspelling?

Slide 33 - Open question

Verbindingsmanieren alinea's
  • Wie kent de 4 manieren nog? Denk eventjes na!

Slide 34 - Slide

Schrijf de 4 verbindingsmanieren tussen alinea's op (denk aan het voorbeeld met het luipaard!)

Slide 35 - Open question

19 mei: inleveren vervangingsopdracht blok 4 + 5

Vragen?

Slide 36 - Slide