Adjectieven met of zonder -e

Adjectieven met of zonder -e
1 / 18
next
Slide 1: Slide
NT2Secundair onderwijs

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Adjectieven met of zonder -e

Slide 1 - Slide

Wat is een adjectief? 
Het wordt ook bijvoeglijk naamwoord genoemd. 
Het is een woord dat zegt hoe iets of iemand is.


Dus: Het meisje -> het kleine meisje


Slide 2 - Slide

Algemene regel: adjectieven krijgen in het Nederlands een E
                                      Het kleine meisje en de blonde jongen rijden met hun nieuwe fiets.

                                        Een klein meisje en een blonde jongen rijden met een nieuwe fiets.

Slide 3 - Slide

Behalve
1. Als het adjectief NIET voor een substantief staat:

 
a. Het meisje is klein.
b. De jongen is blond.
c. De fiets is nieuw.

Slide 4 - Slide

Behalve
2. Als het adjectief op -EN eindigt

a. De houten deur
b. De gewonnen wedstrijd
c. Het open raam


Slide 5 - Slide

Behalve
3. Een adjectief dat op een klinker eindigt: 

a. de kaki broek, 
b. de lila bloes. 


Slide 6 - Slide

Behalve
4. Als het adjectief voor een HET-woord enkelvoud staat
EN voor het adjectief staat :
  1.  Een : Ik koop morgen weer een lekker brood (HET brood en voor lekker staat EEN)
  2.  Geen: dat is geen lekker brood. (HET brood en voor lekker staat GEEN)
  3. Elk: Elk lekker brood kost evenveel.
  4. Welk: Welk lekker brood heb je vandaag gekocht?
  5. Ieder: Ieder lekker brood moet je evenveel betalen
  6. zo’n: Zo’n lekker brood heb ik nog nooit gegeten.
  7. - : lekker brood vind je bij Bakker Peters!

DUS een dubbele voorwaarde!!



Slide 7 - Slide

de ... courgette
A
klein
B
kleine

Slide 8 - Quiz

een ... courgette
A
klein
B
kleine

Slide 9 - Quiz

het ... café
A
klein
B
kleine

Slide 10 - Quiz

een ... café
A
klein
B
kleine

Slide 11 - Quiz

een ... idee
A
goed
B
goede

Slide 12 - Quiz

een ... film
A
fantastisch
B
fantastische

Slide 13 - Quiz

een ... bril
A
leuk
B
leuke

Slide 14 - Quiz

een ... weekend
laatste
A
prettig
B
prettige

Slide 15 - Quiz

Slide 16 - Link

Slide 17 - Link

Slide 18 - Link