4.1 FICTIE KADER

BINNEN = BEGINNEN


OP TAFEL:
  • WERKBOEK
  • SCHRIFT 
  • PEN

PAK JOUW LEESBOEK
JAS UIT
1 / 22
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

This lesson contains 22 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

BINNEN = BEGINNEN


OP TAFEL:
  • WERKBOEK
  • SCHRIFT 
  • PEN

PAK JOUW LEESBOEK
JAS UIT

Slide 1 - Slide

 
Blz. 20 t/m 28

4.1 FICTIE                            BLZ. 88 t/m 98

Slide 2 - Slide

PLANNING VANDAAG
5 minuten
STARTEN
10 minuten
LEZEN
5 minuten
UITLEG
15 minuten
ZELfSTANDIG WERKEN
5 minuten
LEERDOELEN BEHAALD?
5 minuten
AFSLUITEN

Slide 3 - Slide

VORIGE LES

Slide 4 - Slide

  • Plaats en tijd in een verhaal beschrijven;
  • Het denken, voelen en handelen van personages beschrijven;
  •  Je mening geven met beoordelingswoorden.

Slide 5 - Slide

LEZEN     
timer
10:00

Slide 6 - Slide

VERHAALSOORTEN
Avonturenverhaal 
Detective 
Dieren 
Geschiedenis 
Griezelverhaal
Humor 
Non-fictie
Oorlogsverhaal 

Slide 7 - Slide

RECENSIE SCHRIJVEN
Tip 1:   vermeld de belangrijkste gegevens
Tip 2:   verklap niet teveel
Tip 4:   geef voorbeelden
Tip 5:   BAM...begin goed
Tip 6:   wees origineel
Tip 7:   verdiep 

Slide 8 - Slide

OPBOUW VAN EEN VERHAAL
  1. Een hoofdpersoon met een probleem, 
  2. Een zoektocht met een worsteling, 
  3. Een wending met een aha-moment en 
  4. Het inzicht of het resultaat. 

Slide 9 - Slide

ONDERWERP 
= Waar het boek feitelijk over gaat.
= Het antwoord op de wat-vraag.

Lees eerst de titel:
 vaak vertelt de titel grotendeels al waar de tekst over gaat. Bekijk je de tussenkopjes, plaatjes en vetgedrukte stukjes.

Slide 10 - Slide

HOOFDPERSOON
= Belangrijkste persoon in het boek, 
= Persoon waar het verhaal om draait. 

--> maakt in het verhaal een ontwikkeling door, 
--> met hem of haar gebeurt iets. 

Tip: Als je de achterkant leest kun je vaak al achterhalen wie het hoofdpersonage is.

Slide 11 - Slide

Plaats: 
Waar speelt het verhaal zich af?
Tijd:
 De tijd waarin het verhaal zich afspeelt staat 
De verteltijd is de tijd die verstrijkt in een verhaal. 

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

MAKEN
§ 4.1 FICTIE
Opdracht 2 t/m 12
Blz. 90 t/m 100
= huiswerk voor donderdag
timer
10:00

Slide 15 - Slide

  • Hoe beschrijf je plaats en tijd in een verhaal?
  • Hoe beschrijf je het denken, voelen en handelen van personages?
  •  Hoe geef je jouw mening met beoordelingswoorden?

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

PTA'S
  • 21 oktober Hoofdstuk 1 en 2 (lezen en woorden)
  • 18 november Artikel “wie ben ik”.
  • 20 januari Zakelijke brief / sollicitatiebrief
  • 10 februari Recensie
  • 11 maart Hoofdstuk 3, 4 & 5 (lezen en woorden)
  • 31 maart Kijk- & Luistertoets
  • 12 mei Herschrijf het einde
  • 10 t/m 20 juni Presentatie stage & LOB

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide