Tekstdoelen en tekstsoorten

Nederlands
Blok 3 lezen
blz 136
1 / 35
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, k, gLeerjaar 1-4

This lesson contains 35 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Nederlands
Blok 3 lezen
blz 136

Slide 1 - Slide

Doelen van de les
Aan het eind van de les:
  • kun je verschillende tekstdoelen benoemen
  • kun je verschillende tekstsoorten benoemen
  • kun je aangeven welk tekstsoort bij welk doel hoort



Slide 2 - Slide

PLANNING

  •  tekstdoelen en tekstsoorten
  • zelfstandig werken


Slide 3 - Slide

Slide 4 - Link

Slide 5 - Slide

Verschillende tekstdoelen
Hoe weet je wat een schrijver wil met een tekst?

Slide 6 - Slide

Tekstdoel weten
=
tekst beter begrijpen 

(je weet hoe de tekst eruit zal zien, je kunt al een beetje bedenken wat de inhoud van de tekst zal zijn)

amuseren, informeren, overhalen/ activeren, overtuigen, instrueren
Tekstsoort weten
=
tekst beter begrijpen



krantenartikel, recept, stripverhaal, reclame, recensie, review, flyer, etc.

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Tekst
Overhalen/

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Sleep de uitleg naar het juiste tekstdoel:
informeren
instrueren
overtuigen
overhalen
amuseren
De schrijver wil....
Tekstdoel
je iets leren
je uitleggen hoe je iets moet doen
je overtuigen van zijn mening
je iets laten doen
je vermaken

Slide 15 - Drag question

Sleep de tekstsoorten naar het juiste tekstdoel
Overtuigen
Informeren
Instructie

Slide 16 - Drag question

Sleepvraag: Sleep de juiste tekstsoort naar het juiste tekstdoel
amuseren
informeren
instructie geven
overhalen

Slide 17 - Drag question

Sleep de tekstsoorten naar het juiste tekstdoel
Informeren
Overhalen
Instrueren
Amuseren

Slide 18 - Drag question

Wat is GEEN tekstdoel?
A
verkennen
B
informeren
C
overtuigen
D
vermaken

Slide 19 - Quiz

Wat is het tekstdoel?
A
De schrijver wil informatie geven (informeren)
B
De schrijver wil je vermaken (amuseren)
C
De schrijver wil je iets laten doen (overhalen)
D
De schrijver wil zijn mening geven (overtuigen)

Slide 20 - Quiz

Geef een voorbeeld bij het tekstdoel: instructie geven

Slide 21 - Open question

Oefenen
  • Zorg dat je pen en papier hebt.
  • Schrijf de nummers 1 t/m 7 op je papier.
  • Kijk goed naar de plaatjes.
  • Schrijf op wat het doel is van de schrijver.

(informeren, amuseren, overtuigen, overhalen/ activeren, instructie geven)
timer
1:00

Slide 22 - Slide

1

Slide 23 - Slide

2

Slide 24 - Slide

3

Slide 25 - Slide

4

Slide 26 - Slide

5

Slide 27 - Slide

6

Slide 28 - Slide

7

Slide 29 - Slide

Antwoorden
1 = amuseren
2 = instrueren/ instructie
3 = overtuigen
4 = informeren
5 = overtuigen
6 = amuseren
7 = overtuigen

Slide 30 - Slide

Slide 31 - Slide

Opdrachten maken 
Blok 3
blz 132
Gemengd: opdracht 1 t/m 7 deze week
Samen nakijken  

Slide 32 - Slide

Wat heb je deze les geleerd?

Slide 33 - Mind map

Heb je nog een vraag over deze les?

Slide 34 - Mind map

Huiswerk

Slide 35 - Slide