Haben und Sein

'haben' en 'sein'
Dat zijn de werkwoorden hebben en zijn. Deze heb je n bijna iedere zin nodig.
Zeker voor zinnen met een voltooid deelwoord.
1 / 15
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

'haben' en 'sein'
Dat zijn de werkwoorden hebben en zijn. Deze heb je n bijna iedere zin nodig.
Zeker voor zinnen met een voltooid deelwoord.

Slide 1 - Slide

Uitleg
Voordat je met de oefeningen aan de slag gaat, kun je twee uitleg video's bekijken over de werkwoorden haben en sein.

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Video

Slide 4 - Video

Aan de slag
Maak de opdrachten. Ben je klaar voor het SO? Doe dan de quiz.

Slide 5 - Slide

Opdracht 4
Haben en sein (kader)
Vul de juiste vorm in het Duits in.
1. Wir _______________ eine Katze (= een kat).
2. ______________ ihr Hunger (= honger)?
3. ___________ du die Tochter von Herrn Maier?
4. Ich _________ 14.
5. Meine Adresse _____________  Hausmannsallee 112.
6. ____________ Sie die neue Nachbarin (= buurvrouw)?
7. Die Kinder ___________ nicht gefrühstückt (= ontbeten).
8. _____________ du meine Handynummer (= telefoonnummer)?

Slide 6 - Slide

Let op:
Der Mann en Die Frau komen niet voor in het schema op blz. 99.
Toch moet je op de toets weten welke vorm van het werkwoord er achter komt.
Hoe kan dat?
Der Mann kun je vervangen door 'er'. Net als in het Nederlands.
De man loopt. 'Hij' loopt.

Slide 7 - Slide

Haben: ich
A
habe
B
hast
C
habt

Slide 8 - Quiz

Sein: du
A
bist
B
bin
C
sind

Slide 9 - Quiz

haben: wir
A
habt
B
habe
C
haben

Slide 10 - Quiz

sein: ihr
A
sind
B
seit
C
seid

Slide 11 - Quiz

haben: ihr
A
haben
B
habt
C
habe

Slide 12 - Quiz

sein: Sie
A
seid
B
ist
C
sind

Slide 13 - Quiz

haben: sie (mv)
A
habt
B
haben
C
hat

Slide 14 - Quiz

VERTAAL JIJ NAAR HET DUITS:
A
DOE
B
DU
C
WIR
D
IHR

Slide 15 - Quiz