Das Wörterbuch benutzen - DU-NL

• Duits
• MBO
• Studiejaar 2

Das Wörterbuch benutzen

Kijk mee!

Kijk naar het filmpje en let goed op...

Er volgen zo meteen vragen over de inhoud van het filmpje.

1. Welk van de onderstaande woorden vind ik WEL in het woordenboek?

1. afkortingen
2. verkleinwoord
3. zelfstandig naamwoord - enkelvoud
4. zelfstandig naamwoord - meervoud

Zet in de goede alfabetische volgorde:
S W F U D X (zonder spaties)

Zet op volgorde:
Freispruch - freundlich -fressen - freuen

Wie heißt du?
Welk woord vind je zo niet in het woordenboek?

1. wie
2. heißt
3. du

Wie heißt du?
Welk woord vind je zo niet in het woordenboek?

1. wie
2. heißt
3. du

Ein Teller heiße Suppe?
Welk woord vind je zo niet in het woordenboek?

1. Teller
2. heiße
3. Suppe

Pferde sind größer als Schweine.
Welk woord vind je zo niet in het woordenboek?

1. sind
2. größer
3. Schweine

2. De dame in het filmpje heeft het over de infinitief van een werkwoord. Wat is een infinitief eigenlijk?

1. vervoeging
2. de stam van een werkwoord
3. de ik-vorm
4. het hele werkwoord

3. Er wordt steeds gesproken over de context. Wat is de context?

1. betekenis
2. samenhang
3. verband
4. achtergrond

Wat is de infinitief van het werkwoord in de zin?

De infinitief is het hele werkwoord.

11. Die Parkzeit ist unbegrenzt.
Wat is het hele werkwoord van 'ist' ?

1. ist
2. sein
3. sind

12. Es gibt hier kein Kino.
Wat is het hele ww van 'gibt'?

1. gieben
2. gaben
3. geben

13. Er trägt eine schöne Jacke.
Wat is het hele ww van 'trägt'?

1. trägen
2. tragen
3. trugen

15. Er macht die Menschen neugierig.
Wat is het hele ww van 'macht'

Wat zoek je in het woordenboek op als je een werkwoord zoekt?

1. de vorm die in de tekst staat
2. het hele werkwoord

Dat was de infinitief.

Dan gaan we verder met de zelfstandige naamwoorden.

Zoek de vertaling van de volgende woorden op in het woordenboek.

Meister
Schrijf vertaling nummer 1 op.

Meerdere betekenissen

Als een trefwoord duidelijk verschillende betekenissen heeft, worden de vertalingen genummerd met 1, 2 enz.

Kies de vertaling die het beste in de context past.

Schloss
Schrijf betekenis nummer 1 op.

Schein
Wat betekent dit?

Absatz
Wat is de betekenis van dit woord als het gaat over het thema leesvaardigheid?

bestätigt
Schrijf de betekenis op van de infinitief in het NL (alleen eerste woord).

Samengesteld zelfstandig naamwoord

Dit is een zelfstandig naamwoord dat eigenlijk uit twee woorden bestaat: Berufwechsel.

(Beruf + Wechsel)

Deze woorden staan soms niet als één woord in het woordenboek, maar apart van elkaar. 

Wat betekenen de volgende woorden?

Polizeipraktikum

Kühlschrankmagnet

Spülmaschinengeeignet

Signaalwoorden

Een signaalwoord is een verbindingswoord.

In TEAMS staat een lijst met signaalwoorden, die handig kunnen zijn bij jouw lees- en luisterexamen.

Welke van de volgende woorden is GEEN signaalwoord?

1. oder
2. doch
3. aber
4. mit

Wat is de vertaling van de volgende signaalwoorden?

aber

1. omdat
2. als
3. wanneer
4. maar

also

1. dus
2. want
3. ook
4. of

heute

1. nu
2. vandaag
3. vroeger
4. later

zum Beispiel

aber

weil

Nog twee vragen:

Wat heb je vandaag geleerd?

Welk cijfer denk je dat je gaat halen voor het examen Lezen?

Welk cijfer denk je dat je gaat halen voor het examen Luisteren?