kwis pluriforme samenleving

Wat is de relatie tussen waarden en normen?
A
normen zijn een invulling van waarden
B
waarden en normen betekenen hetzelfde
C
waarden zijn een invulling van normen
D
waarden en normen hebben geen relatie
1 / 20
next
Slide 1: Quiz
MaatschappijleerMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes.

Items in this lesson

Wat is de relatie tussen waarden en normen?
A
normen zijn een invulling van waarden
B
waarden en normen betekenen hetzelfde
C
waarden zijn een invulling van normen
D
waarden en normen hebben geen relatie

Slide 1 - Quiz

Wat is een ander woord voor tolerantie?
A
acceptatie
B
gedogen
C
verdraagzaamheid
D
vrijblijvendheid

Slide 2 - Quiz

Wat betekent polarisatie?
A
haat tegenover bepaalde groepen
B
acceptatie van bepaalde groepen
C
toenadering tussen bepaalde groepen
D
verwijdering tussen bepaalde groepen

Slide 3 - Quiz

De volgende groepen zijn naar Nederland gekomen vanwege werk:
A
Marokkanen, Afghanen en Polen
B
Syriers, Turken en Chinezen
C
Marokkanen, Turken en Polen
D
Turken, Irakezen en Polen

Slide 4 - Quiz

Mensen die vanwege hun identiteit of oorlogsgeweld hun land hebben verlaten, zijn:
A
vluchtelingen
B
arbeidsmigranten
C
asielzoekers
D
gelukszoekers

Slide 5 - Quiz

Groepen die uit een vroegere Nederlandse kolonie naar ons land zijn gekomen, zijn:
A
Molukkers, Somaliers en Surinamers
B
Surinamers, Molukkers en Antillianen
C
Antillianen, Surinamers en Marokkanen
D
Antillianen, Molukkers en Afghanen

Slide 6 - Quiz

Als er op je gedrag wordt gereageerd door middel van een sanctie, is er sprake van ....
A
socialisatie
B
sociale controle
C
internalisatie
D
individualisering

Slide 7 - Quiz

Gastarbeiders kwamen vooral naar Nederland in ...
A
de jaren-60 van de vorige eeuw
B
de jaren-70 van de vorige eeuw
C
de jaren-80 van de vorige eeuw
D
de jaren-90 van de vorige eeuw

Slide 8 - Quiz

Welk woord geeft het proces van verwijdering tussen groepen mensen weer?
A
integratie
B
assimilatie
C
occidatie
D
segregatie

Slide 9 - Quiz

Volgens welk verdrag heeft iedereen recht op gezinsvorming en -hereniging?
A
Universele Verklaring Rechten van de mens
B
Akkoord van Schengen
C
Europees Verdrag voor de rechten van de mens
D
VN Vluchtelingenverdrag

Slide 10 - Quiz

Wat zijn de drie belangrijkste ontwikkelingen geweest sinds de jaren -60?
A
emancipatie, polarisatie en globalisering
B
individualisering, globalisering en nationalisme
C
individualisering, emancipatie en globalisering
D
globalisering, emancipatie en gelijkberechtiging

Slide 11 - Quiz

Welke ontwikkeling vond NIET plaats in de tweede helft van de twintigste eeuw?
A
individualisering
B
verzuiling
C
emancipatie van minderheden
D
globalisering

Slide 12 - Quiz

Welke groep behoort NIET tot de vier grootste groepen Nederlanders met een migratie-achtergrond?
A
Surinamers
B
Molukkers
C
Turken
D
Antillianen

Slide 13 - Quiz

Alles wat je bezit aan ideeen, ervaringen, kennis etc. noem je je ...
A
individuele cultuur
B
maatschappelijke positie
C
rolpatroon
D
referentiekader

Slide 14 - Quiz

Wat was GEEN groep in de verzuilde samenleving?
A
communisten
B
katholieken
C
protestanten
D
socialisten

Slide 15 - Quiz

Wat is het belangrijkste verschil tussen persoonlijke identiteit en sociale identiteit?
A
Persoonlijke identiteit gaat over hoe anderen jou zien, sociale identiteit over hoe jij jezelf ziet.
B
Persoonlijke identiteit is aangeboren, sociale identiteit ontwikkel je pas na je 18e.
C
Persoonlijke identiteit gaat over jouw unieke eigenschappen, sociale identiteit over de groepen waartoe je behoort.
D
Er is geen verschil: persoonlijke en sociale identiteit betekenen hetzelfde.

Slide 16 - Quiz

Wat beschrijft het beste het verschil tussen ‘nature’ en ‘nurture’ in de ontwikkeling van mensen?
A
Nature verwijst naar opvoeding, nurture naar erfelijkheid.
B
Nature gaat over aangeboren eigenschappen, nurture over invloed van omgeving en opvoeding.
C
Nature is belangrijker dan nurture bij het vormen van iemands persoonlijkheid.
D
Nature en nurture betekenen allebei precies hetzelfde.

Slide 17 - Quiz

Welke groep vormt de grootste groep migranten in Nederland?
A
Vluchtelingen
B
Studenten
C
Gezinsmigranten
D
Arbeidsmigranten

Slide 18 - Quiz

Welke situatie is een voorbeeld van integratie?
A
Een migrant past zich volledig aan en neemt de cultuur van het nieuwe land over, zonder eigen cultuur te behouden.
B
Een migrant leeft vooral binnen zijn eigen groep en heeft weinig contact met de rest van de samenleving.
C
Een migrant behoudt elementen van zijn eigen cultuur, maar neemt ook actief deel aan de samenleving.
D
Een migrant weigert elke vorm van contact met de samenleving en blijft volledig buiten de maatschappij.

Slide 19 - Quiz

Welke uitspraak laat het verschil zien tussen radicalisering en emancipatie?
A
Beide processen leiden tot het buitensluiten van anderen.
B
Radicalisering richt zich op het verwerven van gelijke rechten, emancipatie op het onderdrukken van anderen.
C
Er is geen verschil: het zijn twee woorden voor hetzelfde maatschappelijke proces.
D
Emancipatie gaat over het streven naar gelijke kansen, terwijl radicalisering vaak voortkomt uit onvrede en kan leiden tot extremisme.

Slide 20 - Quiz