This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 70 min
Items in this lesson
1.3 faseveranderingen
Slide 1 - Slide
3 fasen waarin een stof kan voorkomen
vast (s)
vloeibaar (l)
gasvormig (g)
Slide 2 - Slide
Fasedriehoek
Elke faseverandering heeft zijn eigen naam.
Slide 3 - Slide
Van °C naar K
In de wetenschap wordt temperatuur vaak weergegeven met K. (kelvin)
Stoffen kunnen niet kouder worden dan -273 °C
Dit is het absolute nulpunt en wordt weergegeven met 0 K
Slide 4 - Slide
zuivere stof of mengsel
Slide 5 - Slide
ijzel op de weg
A
vast
B
vloeibaar
C
gasvormig
Slide 6 - Quiz
Mist
A
vast
B
vloeibaar
C
gasvormig
Slide 7 - Quiz
Dauw op het gras
A
vast
B
vloeibaar
C
gasvormig
Slide 8 - Quiz
welke fase heeft ethanol van 50°C
A
vast
B
vloeibaar
C
gasvormig
Slide 9 - Quiz
welke fase heeft ethanol van -50°C
A
vast
B
vloeibaar
C
gasvormig
Slide 10 - Quiz
welke fase heeft ethanol van 100°C
A
vast
B
vloeibaar
C
gasvormig
Slide 11 - Quiz
De temperatuur van deze stof is hoger dan het kookpunt.
De temperatuur van deze stof ligt tussen het smeltpunt en het kookpunt in.
De temperatuur van deze stof is lager dan het smeltpunt.
Vast
vloeibaar
gas
Slide 12 - Drag question
Hoe heet de faseverandering die je schematisch kunt weergeven als:
vet (l) → vet (s)?
A
condenseren
B
verdampen
C
smelten
D
stollen
Slide 13 - Quiz
Op dunne ruiten kunnen in de winter ijskristallen gevormd worden. Die ontstaan doordat de waterdamp in de kamer snel afkoelt als het in contact komt met de koude ruit. De waterdamp verandert dan in ijs.
A
condenseren
B
vervluchtigen
C
rijpen
D
verdampen
Slide 14 - Quiz
279 K = ..... °C
Slide 15 - Open question
353 K = ..... °C
Slide 16 - Open question
204 °C = ..... K
Slide 17 - Open question
Aceton heeft een smeltpunt van 178 K en een kookpunt van 329 K. In welke fase bevindt deze stof zich bij 77 °C?