1.3 Zuivere stoffen en mengsels

1.3 Zuivere stoffen en mengsels
1 / 24
next
Slide 1: Slide
ScheikundeMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

1.3 Zuivere stoffen en mengsels

Slide 1 - Slide

Toestandsaanduidingen
Vast: (s)
Vloeibaar : (l)
Gas: (g)
Opgelost in water: (aq)

We noemen dit ook wel
Aggregatietoestanden


Slide 2 - Slide

Faseveranderingen
Als water verdampt gaat het van de vloeibare fase naar de gasfase.

Notatie: 
H2O (l) -> H2O (g)
Fasedriehoek

Slide 3 - Slide

0

Slide 4 - Video

Absolute nulpunt & kelvin
Kelvin --> Celsius -273
Celsius --> Kelvin +273

Slide 5 - Slide

Celcius / Kelvin

Slide 6 - Slide

Temperatuurlijn

Slide 7 - Slide

Zuivere stof en mengsel
Zuivere stof: 
  • is één stof en bestaat uit dezelfde moleculen
Mengsel:
  • meerdere verschillende soorten moleculen door elkaar

Slide 8 - Slide

hoe bepaal je of het een mengsel of zuivere stof is?


Laat de stof smelten, stollen of verdampen (koken)
  • als het een zuivere stof is dan:
    blijft de temperatuur hetzelfde bij een faseverandering
  • als het een mengsel is dan:
    verandert de temperatuur tijdens de faseverandering

Slide 9 - Slide

Zuivere stof


bij een zuivere stof heb je een: smeltpunt, stolpunt of kookpunt

Slide 10 - Slide

Mengsel

Stoltraject
Mengsel


bij een mengsel heb je een: smelttraject, stoltraject of kooktraject

Slide 11 - Slide

DICHTHEID (1.1)
   is een massa per volume eenheid
1 cm3 = 1 mL

Slide 12 - Slide

ρ=m/V



m = ρ x V



V = m/ρ
Voorbeelden
  • m = 6 g, V = 3 mL. Bereken ρ in g/mL.
  • ρ = m/V = 6/3 = 2 g/mL


  • ρ = 2,7 g/cm3. V = 8mL (1mL = 1cm3). Bereken m in g.
  • V = 8mL = 8cm3. 
  • m=ρxV = 2,7 x 8 = 21,6 g

  • m = 10 kg, ρ=4,0 g/mL. Bereken V in mL.
  • m=10kg = 10.000g
  • V=m/ρ = 10.000/4,0 = 2.500mL 

Slide 13 - Slide

Faseveranderingen 1 (gas>vloeibaar) en 4 (vloeibaar>vast)zijn:
A
verdampen en stollen
B
condenseren en vervluchtigen=sublimeren
C
stollen en sublimeren
D
condenseren en stollen

Slide 14 - Quiz

Faseveranderingen 3 (vast>vloeibaar) en 6 (vast>gas) zijn
A
stollen en rijpen
B
smelten en (vervluchtigen) sublimeren
C
rijpen en verdampen
D
condenseren en stollen

Slide 15 - Quiz

Het kookpunt van ethanol is 78 graden Celsius, hoeveel Kelvin is dit?
A
-193 K
B
351 K
C
-95 K
D
251 K

Slide 16 - Quiz

Wat is het absolute nulpunt?
A
0 K
B
273 K
C
-273 K
D
0 graden Celcius

Slide 17 - Quiz

Wat is het koudste ?
A
10 graden celsius
B
273 Kelvin
C
200 Kelvin
D
-10 graden Celsius

Slide 18 - Quiz

Aceton heeft een smeltpunt van 178 K en een kookpunt van 329 K.
In welke fase bevindt deze stof zich bij 77 °C?
A
vloeibaar
B
gas
C
vast

Slide 19 - Quiz


Geef aan of de stof bij grafiek a of bij grafiek b hoort:


Zuiver 
sinaasappelsap
A
A
B
B

Slide 20 - Quiz

De massa van dit blokje is 85,6
gram. Bereken de dichtheid
in g/cm3.
A
7,13 g/cm3
B
1027,2 g/cm3
C
0,14 g/cm3
D
14,3 g/cm3

Slide 21 - Quiz

Joep heeft 1,25 L alcohol. Alcohol heeft een dichtheid van 789 g/L. Bereken de massa in gram.
A
631,2 g
B
986,25 g
C
0,0016 g
D
0,6312 g

Slide 22 - Quiz

Aantekening

Slide 23 - Slide

Aan de slag!
m: 73 t/m 76, 81, 88, 90, 91

Slide 24 - Slide