Hoofdstuk 5 overzicht rekenen

Hoofdstuk 5 overzicht rekenen
1 / 15
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

This lesson contains 15 slides, with text slides and 6 videos.

time-iconLesson duration is: 40 min

Items in this lesson

Hoofdstuk 5 overzicht rekenen

Slide 1 - Slide

Van kostprijs naar verkoopprijs naar consumentenprijs
    Inkoopprijs (of kostprijs)
    Brutowinstopslag
+ -----------------------------------
    Verkoopprijs
    BTW
+ -----------------------------------
    Consumentenprijs
volgende slide: derde video
= video 2
de verkoper hanteert een brutowinstmarge, bijv. 40% van de inkoopprijs
9% of 21% van de verkoopprijs

Slide 2 - Slide

Kostprijs per product =
(vaste kosten + variabele kosten) ÷ aantal producten
Voorbeeld:

Slide 3 - Slide

Kostprijs per product =
(vaste kosten + variabele kosten) ÷ aantal producten
Voorbeeld: In een broodfabriek worden 305.000 broden per jaar gebakken. De variabele kosten zijn € 423.000 en de vaste kosten zijn € 344.000. Bereken de kostprijs.
(344000 + 423000) : 305000 = € 2,51

Slide 4 - Slide

Hoe komt het dat de kostprijs van 
een product daalt, 
als de totale productie toeneemt?
onjuist
A
 omdat de variabele kosten dan verdeeld  
 worden over meer producten
juist
B
 omdat de vaste kosten dan verdeeld  
 worden over meer producten

Slide 5 - Slide

Van kostprijs naar verkoopprijs naar consumentenprijs
    Inkoopprijs (of kostprijs)
    Brutowinstopslag
+ -----------------------------------
    Verkoopprijs
    BTW
+ -----------------------------------
    Consumentenprijs
volgende slide: derde video
= video 2
de verkoper hanteert een brutowinstmarge, bijv. 40% van de inkoopprijs
9% of 21% van de verkoopprijs

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Link



    inkoopprijs               100%
    brutowinstmarge     30%
+ ------------------------------------------
    verkoopprijs             130%





    100%    verkoopprijs
       21%    btw
  ------------------------------------------ +
     121%    consumentenprijs
Let op:

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Video

Slide 10 - Video

Slide 11 - Video

Slide 12 - Video

Nettoresultaat
   Omzet (verkoopprijs x afzet)
   Inkoopwaarde van de omzet (Inkoopprijs x afzet)
   ------------------------------- -
= Brutowinst (omzet - inkoopwaarde)
    Bedrijfskosten (vb. huur, energie en loon)
    ------------------------------- -
= Nettoresultaat <- (nettowinst of nettoverlies) (brutowinst - bedrijfskosten)

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Video

Slide 15 - Video