Past Simple and irr.verbs

• Engels
• Middelbare school
• vmbo
• Leerjaar 1-4

Past Simple

Aan het einde van de les kun je:

• de Past Simple herkennen
• de Past Simple gebruiken
• de Past Simple toepassen

Past Simple

Gebruik je: als iets in het verleden is gebeurd en afgelopen / als iets op een specifiek moment in het verleden was

Herkenningswoorden: 

vaak een duidelijke tijdsbepaling in het verleden

yesterday, ...ago, last ..., in ..., 

Past Simple: regelmatig

	I / you / we / they
+	onderwerp ww+ed
-	onderwerp didn't ww
?	Did onderwerp ww

vb: 

I walked, He didn't walk, Did they walk

Past Simple: onregelmatig

	I / you / we / they
+	onderwerp 2e rijtje uit de lijst
-	onderwerp didn't ww
?	Did onderwerp ww

vb: 

I went, He didn't go, Did they go

Past Simple: To Be

+	I was	You were	He was
-	I was not	We were not	She was not
?	Was I	Were they	Was it?

My dad ... (to cook) yesterday.

De Past Simple gebruik je...

1. bij iets in de toekomst
2. bij iets in het heden
3. bij iets uit het verleden
4. bij iets in het verleden en heden

I ... (not like) chocolate when I was young.

Onregelmatige WW

... (he - eat) pizza every day last month?

My sisters ... (to be) really annoying at a young age.

Maak een positieve zin waarin je de Past Simple gebruikt

Maak een negatieve zin waarin je de Past Simple gebruikt

Maak een vragende zin waarin je de Past Simple gebruikt

Past Simple

Voor mij is de Past Simple nu...

Helemaal duidelijk!

Nog niet helemaal duidelijk.

Helemaal niet duidelijk.