herhaling H4

1 / 14
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Woordenschat
- woordenlijst
- woordparen (ook betekenis)

voorbeeld: Pais en ...
Pais en vree Het is vredig

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Hoofdzin of bijzin
- In een hoofdzin staan onderwerp en persoonvorm naast elkaar.
- In een bijzin staan deze juist niet naast elkaar, of kan er een zinsdeel tussen. 

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Hoofdzin of bijzin?

'Ik ga morgen naar de kapper.'
A
Hoofdzin
B
Bijzin

Slide 4 - Quiz

Het onderwerp (ik) staat naast de persoonsvorm (ga).
Hoofdzin of bijzin?

'... als ik mijn pianoles kan afzeggen.'
A
Hoofdzin
B
Bijzin

Slide 5 - Quiz

Het onderwerp (ik) staat niet naast de persoonsvorm (kan).
De beknopte bijzin

Een beknopte bijzin is net als de gewone bijzin een zinsdeel, maar in een beknopte bijzin ontbreekt het onderwerp of de persoonsvorm.


Het onderwerp of de persoonsvorm is hetzelfde als in de hoofdzin en kun je er dus zo weer bij denken.




Slide 6 - Slide

This item has no instructions

De persoonsvorm in de beknopte bijzin wordt vervangen door:



a. Een voorzetsel + te + infinitief

       Ilse stopte haar vingers in haar oren om zich beter te  concentreren

b. Een voltooid deelwoord

      Eindelijk aangekomen op zijn bestemming voelde hij hoe  vermoeid hij was.

c. Een onvoltooid deelwoord

       Luid zingend stond hij tegen de boom te plassen.









Slide 7 - Slide

This item has no instructions

 Bijwoord, tussenwerpsel en voorzetsel
Het bijwoord, (het bijvoeglijk naamwoord), het tussenwerpsel en het voorzetsel worden nogal eens door elkaar gehaald. Het zijn vaak de woorden die overblijven bij het benoemen van woorden.  

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Tussenwerpsel
Tussenwerpsel: uitroep, klanknabootsing of gevoelstuiting. 

Vb: joh, jemig, ach, koekoek, tss. 

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Wat is KLM?
A
afkorting
B
letterwoord
C
initiaalwoord
D
verkorting

Slide 10 - Quiz

This item has no instructions

Wat is z.g.a.n.?
A
afkorting
B
letterwoord
C
initiaalwoord
D
verkorting

Slide 11 - Quiz

This item has no instructions

Wat is prof?
A
afkorting
B
letterwoord
C
initiaalwoord
D
verkorting

Slide 12 - Quiz

This item has no instructions

Wat is btw?
A
een afkorting
B
een verkorting
C
een letterwoord
D
een initiaalwoord

Slide 13 - Quiz

This item has no instructions

test blz. 179
Maak het onderdeel van de test waar jij nog moeite mee hebt.

Slide 14 - Slide

This item has no instructions