Argumenteren

Argumenteren
1 / 17
next
Slide 1: Slide
NederlandsSecundair onderwijs

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Argumenteren

Slide 1 - Slide

Intro
We bekijken een filmpje over youtuber Acid, die onlangs een verbod van drie maanden kreeg om content online te posten. Dit verbod kreeg hij naar aanleiding van het publiceren van de naam van de voor verkrachting veroordeelde student gynaecologie die geen straf kreeg. 

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Video

Welke argumenten haalt de advocaat van Acid aan om zijn acties goed te praten?

Slide 4 - Open question

Wat vind jij? Neemt Acid het recht in eigen handen of geeft hij maatschappijkritiek? Ondersteun je antwoord met argumenten.

Slide 5 - Open question

feit - mening - standpunt - argument
FEIT = controleerbaar/meetbaar. Een uitspraak over een feit is steeds waar of onwaar. 
                          Bijvoorbeeld: ‘Venezuela ligt in het noorden van Zuid-Amerika' (= waar)
MENING = persoonlijk standpunt waarmee je het wel of niet eens kunt zijn. 
                          Bijvoorbeeld: ‘Venezuela is een fantastisch land’.
ARGUMENT = gebruik je om je mening of standpunt te duiden en onderbouwen.
                          Bijvoorbeeld: ‘Venezuela is een fantastisch land, want het heeft prachtige bergen.'

Slide 6 - Slide

oef. 1+2 p. 2-3
per 2 

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Oorzaak-gevolg
"Sinds het gsm-verbod op school van kracht is, zijn de concentratie en prestaties van leerlingen verbeterd. Doordat ze minder worden afgeleid door hun telefoon, kunnen ze zich beter concentreren op de lesstof."

gsm-verbod (oorzaak) --> minder afgeleid --> betere concentratie (gevolg)

Slide 9 - Slide

Autoriteit
"Volgens de Onderwijsraad leidt het gebruik van mobiele telefoons in de klas tot slechtere leerprestaties en meer verstoringen. Daarom pleit de raad voor een verbod op gsm’s tijdens de les."

Autoriteit: De Onderwijsraad is een gezaghebbende instantie op het gebied van onderwijsbeleid. Zij weten waarover ze spreken en zijn dus een autoriteit. 

Slide 10 - Slide

Cijfers en statistieken
"Uit een onderzoek van de Universiteit van Amsterdam blijkt dat scholen met een gsm-verbod 15% hogere gemiddelde eindexamenscores behalen dan scholen waar telefoongebruik is toegestaan. Dit toont aan dat het beperken van telefoongebruik een positief effect heeft op leerprestaties."

Cijfers: 15% hogere gemiddelde eindexamenscores. Bron = Universiteit Amsterdam (is geloofwaardig)

Slide 11 - Slide

Vergelijking 
"In Frankrijk geldt al sinds 2018 een landelijk gsm-verbod op scholen, en daar rapporteerden veel scholen een verbetering in leerklimaat en minder incidenten van pesten via sociale media. Als het daar werkt, is het logisch om een soortgelijk verbod ook in België in te voeren."

Men maakt de vergelijking tussen Frankrijk (gsm-verbod = succesvol) en België. 

Slide 12 - Slide

Voordelen
"Een gsm-verbod op scholen zorgt voor meer rust en focus in de klas. Leerlingen zijn minder afgeleid, er is minder sociale druk om continu online te zijn, en docenten kunnen hun lessen effectiever geven. Dit komt zowel het leerproces als het welzijn van de leerlingen ten goede."

Argument is gestoeld op voordelen van een gsm-verbod. (hangt vaak samen met onderzoeksresultaten en dus cijfers en statistieken) 

Slide 13 - Slide

Kenmerk of eigenschap 
"Een belangrijk kenmerk van mobiele telefoons is dat ze ontworpen zijn om voortdurend de aandacht van gebruikers te trekken, bijvoorbeeld via meldingen en sociale media. Juist die eigenschap maakt ze ongeschikt voor gebruik tijdens de les, waar concentratie essentieel is."

Kenmerk: Mobiele telefoons trekken constant aandacht.
Argument: Vanwege dit kenmerk passen ze niet in een leeromgeving waar focus nodig is.
Conclusie: Daarom is een gsm-verbod op school logisch.

Slide 14 - Slide

Oefenen!
Maak oef. 3 + 4 op p. 4

Slide 15 - Slide

Schrijven
TIP: maak gebruik van de SCHRIJFTIPS op Smartschool! 

(1) Kies een algemeen onderwerp uit de lijst (of doe zelf een voorstel)
(2) neem een standpunt in en 
(3) formuleer je standpunt zo dat er geen ‘ik vind’-verwoording in zit. 
(4) vul het schrijfkader op p. 5 in. Denk goed na over de soorten argumenten die je wil gebruiken.

Slide 16 - Slide

Schrijven
(5) Schrijf nu een doorlopende tekst van twee alinea’s. In alinea 1 verwerk je de argumenten pro (voor) je standpunt, in de tweede alinea zitten de argumenten contra (tegen) je standpunt en je weerlegging van die contra’s. Gebruik de juiste signaalwoorden om je tekst te structureren

--> 15 MINUTEN MAX.! Daarna: wisselen met je buur - tekst laten nalezen op fouten/duidelijkheid. 

(6) Vervolgens schrijf je een inleiding, deze bevat: context + onderwerp + standpunt
(7) Daarna schrijf je een slot, dit bevat: samenvatting + conclusie (geen nieuwe argumenten!!) 

Slide 17 - Slide