4.5 Energie

Hoofdstuk 4: Brandstoffen
§4.1 - Blussen en explosies
§4.2 - Verbrandingsproducten
§4.3 - Brandstoffen en milieu
§4.4 - Brandstof voor de toekomst
§4.5 - Energie

1 / 24
next
Slide 1: Slide
ScheikundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Hoofdstuk 4: Brandstoffen
§4.1 - Blussen en explosies
§4.2 - Verbrandingsproducten
§4.3 - Brandstoffen en milieu
§4.4 - Brandstof voor de toekomst
§4.5 - Energie

Slide 1 - Slide

Leerdoelen §4.5
  • Je kunt minimaal drie voorbeelden noemen van exotherme reacties en drie voorbeelden van endotherme reacties.
  • Je kunt daarbij aangeven welke energie-omzetting heeft plaatsgevonden.
  • Je kan uitleggen wat activeringsenergie is en welke rol deze speelt bij  energieomzettingen.
  • Je leert om energiediagrammen te tekenen van exotherme en endotherme reacties.

Slide 2 - Slide

Energie-effecten
Een reactie is endotherm of exotherm
  • Exotherme reacties: reacties waarbij energie vrijkomt
  • Bijv. warmte, licht of elektrische energie
  • Alle verbrandingsreacties

  • Endotherme reacties: reacties waarbij energie toegevoegd moet worden.
  • Meestal warmte, soms licht of elektrische energie

Je geeft het energie-effect weer in een energiediagram.
  • De eenheid van energie is Joule (J) 
  • Het energie-effect noteer je als ΔE

Slide 3 - Slide

Energiediagram
  • ΔE: het verschil tussen de chemische energie van de beginstoffen en de reactieproducten
  • ΔE is positief bij een endotherme reactie (energie moet worden toegevoerd)
  • ΔE is negatief bij een exotherme reactie (er wordt energie afgestaan)

Slide 4 - Slide

Fase overgangen

Slide 5 - Slide

Activeringsenergie
  • Een verbranding is altijd een exotherme reactie waarbij chemische energie wordt omgezet in warmte.
  • Een brandstof kan branden, maar begint niet uit zichzelf branden.
  • Dat gebeurt pas boven de ontbrandingstemperatuur van de brandstof.
  • Je moet dus eerst de verbranding op gang brengen. Daarvoor moet je energie toevoeren.

De energie die je moet toevoeren wordt de activeringsenergie genoemd.
  • Energie die nodig is om een reactie te starten.



Slide 6 - Slide

Activeringsenergie
  • Door het opnemen van activeringsenergie komen de beginstoffen in een overgangs- of geactiveerde toestand.
  • Vanuit de overgangs- of geactiveerde toestand kunnen reactieproducten ontstaan.
  • Het energieniveau van de overgangstoestand ligt hoger dan het energieniveau van de beginstoffen.
  • Dat is omdat de activeringsenergie altijd moet worden toegevoegd aan de beginstoffen.


 

Slide 7 - Slide

Energiediagram 
  • Exotherm: chemische energie neemt af.
  • Activeringsenergie (Eact) nodig.
  • Reactiewarmte (       E) is energieverschil. 


geactiveerde toestand

Slide 8 - Slide

Energiediagram 
  • Endotherm: chemische energie neemt toe.
  • Activeringsenergie (Eact) nodig.
  • Reactiewarmte (     E) is energieverschil. 
geactiveerde toestand

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

De verbranding van methaan is: ....
A
endotherm
B
exotherm

Slide 11 - Quiz

Hieronder is het energiediagram voor de verbranding van methaan weergegeven. Methaan reageert met zuurstof, er ontstaat koolstofdioxide en water. Sleep de namen naar de juiste plek.
methaan
water
koolstofdioxide
zuurstof
reactiewarmte
activeringsenergie

Slide 12 - Drag question

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Wat doet een katalysator?
A
Reactiesnelheid verhogen
B
Reactie opwarmen
C
Reactie afkoelen
D
Activeringsenergie verlagen

Slide 15 - Quiz

Welke van de volgende processen kosten energie om te verlopen?
A
Smelten van ijs
B
Electrolyse van water
C
Verbranding van hout
D
Fotosynthese

Slide 16 - Quiz

welk diagram hoort bij welke beschrijving?
endotherm
exotherm
reactie heeft energie nodig
reactie staat energie af aan omgeving

Slide 17 - Drag question

Wet van behoud van energie
  • Energie kan niet verloren gaan!
  • Energie kan wel van vorm veranderen:
- warmte

- licht
- elektrische energie
- chemische energie

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Video

Welke energieomzettingen heb je gezien in het filmpje

Slide 20 - Open question

Rendement

Je gebruikt het rendement om aan te geven welk deel van de energie nuttig wordt gebruikt

Slide 21 - Slide

Rendement is de verhouding tussen de energie wat erin komt en wat...
A
onnuttig wordt gebruikt
B
nuttig wordt gebruikt

Slide 22 - Quiz

Stel: In 100 g koffie zit 75 mg cafeïne. Na het koffiezetten zit er 40 mg cafeïne in het filtraat. Bereken het rendement van de cafeïne.
A
Rendement = 187,5%
B
Rendement = 53,3%
C
Rendement = 18,8%
D
Rendement = 40%

Slide 23 - Quiz

In een benzinemotor van een auto wordt 22 MJ energie verbruikt. Hiervan wordt 6 MJ bewegingsenergie en 16 MJ warmte. Wat is het rendement?
A
73%
B
100%
C
27%
D
38%

Slide 24 - Quiz