werkwoordtraining

γενόμενα
kies juiste modus en tijd

A
praes - ind
B
aor - ind
C
aor - ptc
D
praes - ptc
1 / 22
next
Slide 1: Quiz
GrieksMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

γενόμενα
kies juiste modus en tijd

A
praes - ind
B
aor - ind
C
aor - ptc
D
praes - ptc

Slide 1 - Quiz

hoe mag je een participium vertalen als deze vóór de pv staat?

Slide 2 - Open question

een ptc congrueert meestal,
soms congrueert 't met het ond. verstopt in pv

welke vormen zijn allemaal nominativus?
A
λυ-ον, λυ-θεντες, λυ-σασα,
B
λυ-οντες, λυ-θησομενα, λυ-σων,
C
λυ-ουσαι, λυ-θεις, λυ-σασαι
D
λε-λυ-κοτοι, λυ-σομενος, λυ-οντα

Slide 3 - Quiz

als een ptc níet congrueert (ook niet met onderwerp) - hoe vertaal je 't dan?

Slide 4 - Open question

γένηται
welke modus?
A
ind
B
ptc
C
con
D
med

Slide 5 - Quiz

φασὶ - komt vaak voor bij Herodotus. Wat volgt hier namelijk op in het Grieks?
A
AcP
B
AcI
C
inf
D
coniunctivus

Slide 6 - Quiz

οἰκήσαντας - noteer tijd, naamval, getal

Slide 7 - Open question

welke woorden leiden vaak een bijzin in bij Herodotus?
A
τον
B
ὡς
C
γαρ
D
δε

Slide 8 - Quiz

ἀπαγινέοντας
- bij welk lemma ga je (efficiënt) zoeken?
A
ἀπαγιν
B
γιν
C
ἀπαγιγ
D
γιγν

Slide 9 - Quiz

ἀπικέσθαι - is deze infinitivus gelijk- of voortijdig?
A
gelijktijdig
B
voortijdig

Slide 10 - Quiz

διαπρηξαµένους - is dit ptc voor- of gelijktijdig?
A
voortijdig
B
gelijktijdig

Slide 11 - Quiz

ὑποκρίνασθαι - is deze inf voor- of gelijktijdig?
A
voortijdig
B
gelijktijdig

Slide 12 - Quiz

ἄρξαι - welke modus?
A
ind
B
inf
C
ptc
D
opt

Slide 13 - Quiz

ἀπίκατο - wat is psilosis?

Slide 14 - Open question

περιῆλθε - welke persoonsuitgang?
A
geen
B
1
C
2
D
3

Slide 15 - Quiz

καλεοµένους
ἐοῦσα
βασιλεύσαντες
ἐρασθεὶς
ἀπόγονοι
ἡγεµονίη
Κανδαύλης
Μερµνάδας

Slide 16 - Drag question

διελθόντος
op welk lemma zoek je (efficient)?
A
διελθ
B
ελθ
C
διελθοντ
D
διελθων

Slide 17 - Quiz

wanneer vind je in het Grieks een AcP?

Slide 18 - Open question

op welke vormen volgt in het Grieks géén AcI?
A
ἐδεε
B
χρην
C
δοκεω
D
οἰδα

Slide 19 - Quiz

Ὁ μὲν δὴ λέγων τοιαῦτα ἀπεμάχετο, ἀρρωδέων, μή τί οἱ ἐξ αὐτῶν γένηται κακόν.
wat is de hoofdzin?
A
Ὁ μὲν δὴ λέγων τοιαῦτα ἀπεμάχετο
B
μή τί οἱ ἐξ αὐτῶν γένηται κακόν

Slide 20 - Quiz

Ὁ μὲν δὴ λέγων τοιαῦτα ἀπεμάχετο
hoe vertaal je λέγων?
A
terwijl zij zegt
B
terwijl hij zegt
C
toen hij zei
D
toen zij zei

Slide 21 - Quiz

ἀρρωδέων, μή τί οἱ ἐξ αὐτῶν γένηται κακόν.
hoe vertaal je γένηται
A
ontstaan
B
zou zijn
C
moeten gebeuren
D
hebben

Slide 22 - Quiz