week 21

Du hast 2 Minuten für:


Je hebt 2 min om: 
  • mobiel in de wandtas
  • oortjes uit
  • je zit op je vaste plek
timer
2:00
Voordat de docent begint met de les heb je op tafel
  • werkboek + planagenda + schrift
1 / 17
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Du hast 2 Minuten für:


Je hebt 2 min om: 
  • mobiel in de wandtas
  • oortjes uit
  • je zit op je vaste plek
timer
2:00
Voordat de docent begint met de les heb je op tafel
  • werkboek + planagenda + schrift

Slide 1 - Slide

Wie is aanwezig?
Schrift en werkboek bij? Geef het aan als je spullen niet op orde zijn!

Slide 2 - Slide

Was machen wir heute?
- planagenda
- Proefwerk stof bespreken
- nakijken Lektion 5
-herhalen: Grammatica werkwoord "möchten" 
- huiswerk maken in de les

Slide 3 - Slide

Planagenda
huiswerk volgende les af:
online Test Jezelf: 3.1 / 3.2 / 3.3 / 3.4 / 3.5 / 3.6 
(alle onderdelen moeten een groen vinkje hebben, anders maak je de opdracht opnieuw)

Proefwerk: 5 Juni 
(stof zie magister)
timer
3:00

Slide 4 - Slide

PW H3

- woorden en zinnen blz. 127 / 128 / 129 (geen zinnen/Redemittel alleen de woorden boven!)
- kloktijden blz. 94
- het bezittelijk voornaamwoord blz. 101
- werkwoorden vervoegen met stam op -d / -t (blz. 112)
- werkwoord "möchten" blz. 119
- maanden en datum blz. 120

Slide 5 - Slide

nakijken Lektion 5

Slide 6 - Slide

Gebruik je als je iets graag wilt:

  • ich möchte
  • du möchtest
  • er/sie/es möchte
  • wir möchten
  • ihr möchtet
  • sie möchten
  • Sie möchten
aantekening in schrift! Daarna uit je hoofd leren!
timer
4:00

Slide 7 - Slide

Du (möchten) ........ keine Pizza essen.
A
möchte
B
möchtest
C
möchten
D
möchtet

Slide 8 - Quiz

Ihr (möchten) ..... lieber Pommes essen.
A
möchte
B
möchtest
C
möchten
D
möchtet

Slide 9 - Quiz

Es....(möchten)
A
Mag
B
Mage
C
Mache
D
Magst

Slide 10 - Quiz

Was (möchten) ihr für ein Geschenk haben?
A
möchten
B
möchtet
C
magt
D
möchtest

Slide 11 - Quiz

ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
möchten
möchtest
möchte
möchtet
möchten
möchten
möchte

Slide 12 - Drag question

 Maanden en datum
maanden zijn mannelijk (der)

im
in welke maand er iets gebeurd
am
op welke datum iets gebeurd
der Januar
der Juli
der Februar
der August
der März
der September
der April
der Oktober
der Mai
der November
der Juni
der Dezember

Slide 13 - Slide

das Datum
Is het in een maand gebeurd: im + de maand
Wil je de datum noemen: am + rangtelwoord (getal met een punt erachter) + maand

Voorbeeld: 
Im Dezember feiern wir Weihnachten.
Ich habe am 4. Januar Geburtstag. 




Slide 14 - Slide

Geef antwoord op de vraag:
Wann bist du geboren?

  • Ich bin am 4. Juli geboren.
  • Ich bin im Juli geboren. (alleen de maand aangeven)

Slide 15 - Slide

zelfstandig en stil:
Controleer of er een groen vinkje staat bij elk onderdeel als je klaar bent.
Geen groen vinkje? ➜ Maak het onderdeel opnieuw totdat het wél lukt.

Heb je alle groene vinkjes? ➜ Dan ben je klaar met je huiswerk! 🎉



timer
15:00
Klaar?:
  • woordjes leren (blz. 127/128/129)
  • Online woordtrainer 3.1 / 3.2 / 3.3 

Slide 16 - Slide

Tschüss

Slide 17 - Slide