Préparation pour la description d'une personne

1 / 14
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 1

This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Le programme pour aujourd'hui
Révision de la grammaire
Préparation de la description d'une personne

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Onregelmatige vormen
mooi =
nieuw =
oud =

Slide 4 - Slide

Ma tante est ........ (groot).
A
grand
B
grande
C
grands
D
grandes

Slide 5 - Quiz

Il porte un T-shirt ........... (wit).
A
blanc
B
blanche
C
blanc
D
blanches

Slide 6 - Quiz

Elle porte des chaussures ............ (zwart).
A
noir
B
noire
C
noirs
D
noires

Slide 7 - Quiz

Zij draagt een bruine zonnebril.
A
Elle port des lunettes de soleil brunes.
B
Elle porte des brunes lunettes de soleil.
C
Elle porte des lunettes de soleil brunes.
D
Elle portes des lunettes de soleil brunes.

Slide 8 - Quiz

Hij heeft groene ogen. =
A
Il a les yeux verts.
B
Il est les yeux verts.
C
Il a yeux verts.
D
Il a les verts yeux.

Slide 9 - Quiz

Zij heeft bruin haar. =
A
Elle a les cheveux blonds.
B
Elle a les bruns cheveux.
C
Elle a les cheveux brun.
D
Elle a les cheveux bruns.

Slide 10 - Quiz

Onthoud goed!
de ogen = les yeux
+
de haren = les cheveux
zijn ALLEBEI mannelijk meervoud

Slide 11 - Slide

Dus...
Il a les yeux bleus.
Elle a les yeux bruns.
Il a les yeux verts.

Elle a les cheveux blonds.
Elle a les cheveux bruns.
Il a les cheveux noirs.

Slide 12 - Slide

Schrijfopdracht voor een cijfer
Tijdens de les van 18 juni doen jullie een schrijfopdracht.
Je ontvangt een e-mail van mij met 3 foto's.
Je kiest 1 foto en beschrijft de persoon op die foto.
Je beantwoordt mijn e-mail met jouw Franse beschrijving van de  gekozen persoon.
Tekst- en werkboek gebruiken mag. Vertaalmachines NIET!!!!
Deadline: einde van de digitale les

Slide 13 - Slide

Wat moet je beschrijven?
1. Of de persoon klein, groot of gemiddelde van lengte is.
2. Welke kleur haar hij/zij heeft.
3. Welke kleur ogen hij/zij heeft.
4. Je beschrijft minstens 3 kledingstukken + kleur (x 3).
5. Je vertelt of deze persoon een bril draagt of niet.
6. Je beschrijft 2 andere eigenschappen (grappig, mooi, sportief, leuk, stom, enz.).

Slide 14 - Slide