Les 2b differentiëren

hoofdstuk 1.3 klassenmanagement
Lees in je boek op bladzijde 20 wat klassenmanagement is en leg in eigen woorden uit wat de volgende begrippen met elkaar te maken hebben:
klassenmanagement, ideaal leerklimaat, optimale onderwijstijd
1 / 16
next
Slide 1: Slide
PDOMBOStudiejaar 2

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

hoofdstuk 1.3 klassenmanagement
Lees in je boek op bladzijde 20 wat klassenmanagement is en leg in eigen woorden uit wat de volgende begrippen met elkaar te maken hebben:
klassenmanagement, ideaal leerklimaat, optimale onderwijstijd

Slide 1 - Slide

Welke waarden vind je
belangrijk in de klas?

Slide 2 - Mind map

Vanuit waarden kun je regels/ afspraken gaan maken.
Kies één belangrijke waarde en maak daar 1 of meer regels/afspraken bij. (vermijd het woord "niet").
 
Zie blz 21 voor voorbeelden.

Slide 3 - Slide

Les 2b differentiëren

Slide 4 - Slide

Doel van deze les
Aan het eind van deze les weet je
                                Doel van deze les:

 Aan het eind van de les kun je:
-leerstof van de vorige les toepassen in de LessonUp vragen;
-weet je het verschil tussen differentiëren op macro en
     microniveau door de toetsvragen goed te beantwoorden;
-weet je wat de begrippen convergente en divergente differentiatie
      inhouden door de toetsvragen goed te beantwoorden en
-herken  je voorbeelden van de acht intelligentiegebieden van Gardner

Slide 5 - Slide

Je geeft een les rekenen waarin de stof uitdagend is.
De leerlingen kunnen de stof met enige uitleg/begeleiding aan.
In welke zone van Lev Vygotsky werk je dan met deze leerlingen?
A
Zone van actuele ontwikkeling
B
Zone van naaste ontwikkeling
C
Zone van ontologische ontwikkeling

Slide 6 - Quiz

Wat is geen onderwijsleermiddel?
A
De leerkracht
B
De watertafel
C
Een chroomebook
D
De kasten in een klas

Slide 7 - Quiz

Wat is de beste manier om iets (aan)leren?
A
Door over het onderwerp te discussiëren
B
Door een werkervaring zoals stage
C
Door het te lezen en te zien
D
Door iets uit te leggen aan een ander.

Slide 8 - Quiz

1.6 Differentiëren
Differentiëren --> aanpassen aan verschillen in je groep
Macroniveau:                           klassen indelen op niveau (bv mavo/havo/vwo)

Microniveau:                            differentiëren binnen een klas (ander werkboekje voor
                                                      de leerlingen die sneller door de stof gaan)   

Convergente differentiatie: bijvoorbeeld de hoeveelheid instructie

Divergente differentiatie:    iedereen werkt op zijn eigen niveau (bv bij rekenen op
                                                    de chroomebooks)

Extra uitleg over convergent en divergentie instructie op de volgende pagina

Slide 9 - Slide

Maak 5 toetsvragen over differentiëren.

Je doet dit in tweetallen.
Gebruik hiervoor je profielboek Didactiek blz 29 en 30.
Maak hiervan in Word een toets.
Je hebt hiervoor 10 minuten.
Zet de antwoorden eronder.
timer
10:00

Slide 10 - Slide

1.6 Differentiëren
Convergente differentiatie
Bij convergente differentiatie wil je dat alle leerlingen dezelfde (minimum)doelen halen. Zo houd je de klas qua niveau meer bij elkaar.

Het uitgangspunt is klassikaal onderwijs.
 
Iedereen doet in de basis dezelfde opdrachten en krijgt dezelfde klassikale instructie van jou. Vervolgens gaan leerlingen zelfstandig aan het werk. Zwakke leerlingen krijgen dan extra uitleg en ondersteuning. Sterkere leerlingen die snel werken, krijgen extra opdrachten.

Vraag: wat kan een nadeel zijn van convergente differentiatie?

Slide 11 - Slide

1.6 Differentiëren
Divergente differentiatie
Bij divergente differentiatie geef je verschillende groepen leerlingen verschillende doelen. bv in het so
Deze vorm van differentiatie leidt in principe tot steeds grotere niveauverschillen.

Doordat je leerlijnen aanbiedt die passen bij het niveau van leerlingen, krijgen sterkere leerlingen meer ruimte en middelen om een hoger niveau te behalen. Ook gemiddelde en zwakkere leerlingen krijgen leerlijnen die bij hun niveau passen.

Vraag: kun je ook een nadeel bedenken bij deze vorm van differentiatie?

Slide 12 - Slide

1.6 Differentiëren
Meervoudige intelligenties (MI) (Gardner)

Leerlingen bezitten verschillende en meerdere intelligenties.

Door gebruik te maken van deze meervoudige intelligenties sluit je beter aan bij de leerlingen.

Op de volgende sheet zie je de acht intelligentie gebieden van Gardner.

Slide 13 - Slide

1.6 Differentiëren
1. Interpersoonlijk                           (leren door met anderen te praten)
2. Intrapersoonlijk                           (werken graag zelfstandig, goed reflecteren)
3. Lichamelijk-motorisch              (houden van fysieke uitdagingen)
4. Logisch-mathematisch            (goed denken in getallen/hoeveelheden)
5. Natuurgerichte intelligentie   (door natuur aan denken gezet)
6. Muzikaal- ritmische                   (bewegen bij het nadenken, ritmisch)
7. Verbaal- linguïstisch                  (makkelijk denken in woorden)
8. Visueel- ruimtelijk                      (beelddenkers)



Slide 14 - Slide

1.6 Differentiëren
Opdracht:

In groep 3 geef je een rekenles met optelsommen over het tiental. 
Noem voor elke intelligentie van Gardner een voorbeeld hoe je dit kunt oefenen. 

  • Doe dit in tweetallen.
  • Maak het in een Worddocument.
  • Krijg je het niet af in de les, dan is het huiswerk voor volgende week.
  • Lever de vragen in via teams.

Slide 15 - Slide


Huiswerk voor komende week:
-Lees paragraaf 1.6

Volgende week meenemen profielboek pedagogiek. Heb je dit profielboek niet door leveringsproblemen, neem dan het kopie mee.

reminder: inleveren IO1 3 februari. 
IO1-1 kan al eerder (ben je vorige week al mee begonnen).
IO1-2 aankomende week overleggen én inplannen met je po.

                                                                      ~Succes~


Slide 16 - Slide