Week 8 blok 5 diagnostische toets evaluatie

• DIDA
• MBO
• Studiejaar 2

DIDA-Methodiek

Week 8 blok 5

Diagnostische toets

Evaluatie

Start van de toets!

1. Wat is een kenmerk van een goed dagritme voor jonge kinderen?

1. Er zijn vaste activiteiten die elke dag terugkomen
2. De activiteiten zijn vooral gericht op kleine groepjes
3. De kinderen bepalen het ritme
4. De kinderen weten van tevoren niet wat ze gaan doen

2. Stelling: je overlegt met ouders wat een kind thuis gewend is en jij past dat toe in het dagritme van de groep

1. Juist
2. Onjuist

3. Wat zijn dagritmekaarten?

1. Kaarten waarmee je kinderen een activiteit laat kiezen
2. Kaarten waarmee je ouders laat zien wat er op een dag gebeurd is
3. Kaarten waarmee pedagogisch medewerkers onderling het dagritme inplannen
4. Kaarten waarmee je de activiteiten van de dag laat zien aan de kinderen

4. Wat betekent 'een korte concentratieboog'?

1. De kinderen zijn te jong voor een korte activiteit
2. De kinderen kunnen een korte afleiding van hun werk goed aan
3. De kinderen raken snel afgeleid
4. De kinderen raken overbelast door een teveel aan energizers

5. Wanneer gebruik je een energizer?

1. Tijdens een overgangsmoment, om dit rustig te laten verlopen
2. Als de kinderen lang achter elkaar stil moeten zitten
3. Als de kinderen een conflict zelf niet kunnen oplossen
4. Tijdens de gymles, als er veel conflicten ontstaan

6. Stelling: bij begeleiding van oudere basisschoolkinderen gaat het vooral om het geven van vrijheid

1. Juist
2. Onjuist

7. Wat is het gevolg van de hormoonverandering bij adolescenten?

1. Een grotere behoefte aan contact met vrienden
2. Een ander dagritme
3. Minder uren slaap nodig
4. Genoeg ruimte voor nieuwe verbindingen in de hersenen

8. Stelling: de ontwikkeling van een kind dat door spel een stap verder komt, noemen we een 'speelleerproces'

1. Juist
2. Onjuist

9. Wat is een voorbeeld van een vraaggerichte activiteit?

1. Een rekenactiviteit in de klas, volgens de weekplanning, uit het rekenboek
2. Een rekenactiviteit op school omdat het bestuur wil meedoen aan de landelijke rekendag
3. Een rekenactiviteit op de BSO waar kinderen vrijwillig aan meedoen
4. Een rekenactiviteit in de gang bij het aantrekken van schoenen die kinderen spontaan beginnen te tellen

10. Wat is een voorbeeld van een organisatievorm?

1. Een thematafel bij de peutergroep
2. Tikkertje spelen op het plein
3. Voorlezen bij de BSO
4. Een tafelgroep in de klas

11. Stelling: Een onderwijsleergesprek is geschikt om kinderen te leren hun mening te formuleren

1. Juist
2. Onjuist

12. Het directe instructiemodel bestaat uit vijf fasen. Zet ze in de juiste volgorde in het lege vakken.

1. 

2. 

3. 

4. 

5.

Zelfstandig werken aan een opdracht

Uitleggen, informeren en controleren

Oefenen onder begeleiding

Activeren van voorkennis

Vragen wat de kinderen hebben geleerd

13. Stelling: bij methodisch handelen stem je activiteiten af op de beginsituatie van een kind

1. Juist
2. Onjuist

14. Welke zin is een voorbeeld van een doel?

1. Het was fijn om te zien dat Jasmin ontspande toen ze meer steun voelde in de pengreep met drie vingers
2. Jasmin was na een extra instructie en week schrijfles meer ontspannen en correct aan het schrijven
3. Jasmin houdt haar pen goed en ontspannen vast
4. Jasmin houdt haar pen te gespannen vast met maar twee vingers

15. De STARRT-methode helpt je om je mening over een activiteit op te schrijven

1. Juist
2. Onjuist

16. Wat is een PCDA-cyclus?

1. Een methode voor taalstimulering
2. Een cirkel waarin je zit als je een kringactiviteit uitvoert
3. Een methode om kinderen te observeren
4. Een cirkel waarin je steeds vaste stappen neemt

17. Wat een pedagogisch beleidsplan?

1. Een evaluatie of alle doelen van de organisatie zijn bereikt
2. Een agenda van alle activiteiten voor de kinderen binnen een organisatie
3. Een overzicht van de kosten en winst van een organisatie
4. Een uitleg van de doelstellingen van een organisatie

18. Wat is geen reden om kinderen te volgen in hun ontwikkeling?

1. Er is landelijk afgesproken dat kinderen gevolgd worden om problemen te voorkomen
2. Ouders en begeleiders willen graag weten waar een kind is in zijn/haar ontwikkeling
3. Een school wil weten wie er moet blijven zitten
4. Een school wil weten of ze een kind beter moet helpen om vooruit te komen

19. Wat is een voorbeeld van kwaliteitszorg?

1. Een ouder aanspreken dat de hond niet mee naar binnen mag
2. Een overleg met je leidinggevende over jouw fietsplan
3. Het aanspreken van een kind op zijn agressieve gedrag
4. Een teamvergadering over de doelen bij het thema van afgelopen maand

20. Stelling: bij procesevaluatie kijk je hoe er is gewerkt als een kind zich niet goed ontwikkelt

1. Juist
2. Onjuist

Evaluatie - PDCA - Exitticket

Geef met een smiley aan wat jij vond van deze lessenserie.

Noem twee punten die jij hebt geleerd in deze lessen.

Noem 1 punt waar je liever nog meer informatie over had gekregen.

Docent