DNA repliactie, transcriptie-translatie

chromosomen
1 / 41
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

This lesson contains 41 slides, with interactive quiz, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

chromosomen

Slide 1 - Slide

vandaag
Celdeling

Slide 2 - Slide

Bevruchting: DNA van vader en moeder
komen samen in 1 cel

Slide 3 - Slide

celdeling
voor groei en ontwikkeling

cel differentiatie
verschillende soorten cellen en weefsels

Slide 4 - Slide

celdeling volgens een vaste celcyclus   (BINAS A)
interfase
= G1 + S + G2 fase

mitose 
= kerndeling en celdeling

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Na de celdeling
of opnieuw een celcyclus (stamcel)                  of specialisatie

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Link

Mitose = kerndeling + celdeling
kerndeling:   profase, metafse, anafase en telofase
cytokinese = celdeling

Slide 9 - Slide

Profase
DNA gaat zich invouwen/oprollen zodat chromosomen gevormd worden.
Kernmembraan verdwijnt.

Slide 10 - Slide

Metafase
Chromosomen liggen in het midden van de cel
Trekdraden

Slide 11 - Slide

Anafase
Chromosomen worden uit elkaar getrokken

Slide 12 - Slide

Telofase
Chromosomen ontvouwen zich, kernmembraan ontstaat.

Slide 13 - Slide

cytokinese = celdeling

Slide 14 - Slide

Zelf aan het werk
.                          Biologiepagina                    
H4 Cellen   informatie  3.4 mitose bekijken/bestuderen                   

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

DNA

Slide 17 - Mind map

vandaag
Eiwitsynthese 

voorkennis: chromosomen, DNA, gen

-wat is een eiwit
- hoe is DNA opgebouwd
- hoe wordt de informatie van DNA gebruikt om eiwit te maken

Slide 18 - Slide

leerdoelen
Je kunt met behulp van Binas (71 en 67)  uitleggen op welke manier (en waar in de cel)  de erfelijke informatie in het DNA wordt omgezet in een bepaald eiwit (enzym).

Je gebruikt hierbij de termen: DNA dubbelstreng,  m-RNA, enkelstreng,  kern, ribosoom, aminozuur, eiwit

Slide 19 - Slide

eiwitten 
-enzymen (bio-katalysator)
- hormonen
- transporteiwit
- stollingseiwit
- afweerstoffen
- bloedeiwitten
-spieren
bijvoorbeeld

Slide 20 - Slide

bouw van eiwit
"kralenketting" van aminozuren
BINAS 71 G,    20 verschillende aminozuren
waar gemaakt?  in ribosomen

Slide 21 - Slide

DNA                   genen
gen = stukje DNA dat de code is voor bepaald eiwit (enzym)

bv     gen voor productie van insuline
Dit gen is een stukje van het DNA en zit in de kern.
Insuline is een eiwit en wordt gemaakt in ribosomen.


Slide 22 - Slide

Slide 23 - Slide

DNA (desoxyribo nucleine zuur)
                kern, erfelijke informatie, genen
dubbelstreng

                      stijlen:       ribose, fosfaat, ribose, fosfaat,....
            treden:    4 verschillende nucleotiden
base:  Adenine, Thymine
Cytosine, Guanine

BINAS
71 A,B,C

Slide 24 - Slide

Adenine + Thymine
Cytosine + Guanine

Slide 25 - Slide

De informatie moet van DNA naar de ribosomen.
 

Stap 1:   messenger RNA wordt gemaakt in de kern
Stap 2: messenger RNA verlaat de kern en gaat naar de ribosomen.
Stap 3: ribosomen  gebruiken m-RNA om een eiwit te maken

Slide 26 - Slide

stap 1: messenger RNA (m-RNA) maken
messenger RNA  is een "boodschappenlijstje"
Let op!       m-RNA bestaat maar uit 1 streng
m-RNA heeft geen thymine maar uracil (BINAS)

BINAS 71 C en E
transcriptie

Slide 27 - Slide

stap 2: m-RNA verlaat de kern en gaat naar ribosoom

Slide 28 - Slide

stap 3 translatie =Eiwitsynthese in het ribosoom

3 nucleotiden in het RNA coderen voor 1 aminozuur
De volgorde van de AUCCA.. bepaald welke aminozuren er om de beurt aan elkaar worden gekoppeld en welk eiwit er ontstaat.


BINAS 71 G

Slide 29 - Slide

Slide 30 - Video

AUG
AAG
UCG
UAA
BINAS 71 
start of  m
stop

Slide 31 - Slide

BINAS 79 G
L = leucine
V = valine

Slide 32 - Slide

Slide 33 - Link

lezen §2.4, opgaven maken en nakijken
oefenen eiwitsynthese op papier
of digitaal (zie studiewijzer week 49)

Slide 34 - Slide

Slide 35 - Slide


Slide 36 - Slide

leerdoelen
Je kunt met behulp van Binas (71 en 67)  uitleggen op welke manier (en waar in de cel)  de erfelijke informatie in het DNA wordt omgezet in een bepaald eiwit (enzym).

Je gebruikt hierbij de termen: DNA dubbelstreng,  m-RNA, enkelstreng,  kern, ribosoom, aminozuur, eiwit

Slide 37 - Slide

puntmutatie    deletiemutatie
Een verandering van DNA
ATTGGCATCCG
ATTGGAATCCG

=> m-RNA verandert ook op die plek
=> er wordt een ander aminozuur ingebouw
=> er ontstaat een ander eiwit
afsluitende vraag

Slide 38 - Slide

Slide 39 - Slide

Slide 40 - Slide

binas en de toets
70 a en b
71 a, b, c, e, g, j
76 a, b
78
79 a, b, c, d

Slide 41 - Slide