KA35: Voortschrijdende democratisering

Hoe wil je werken?
  •  Wil je zelfstandig aan het kenmerkend aspect werken? Pak een groene kaart bij de docent en neem achteraan in het lokaal plaats. 
  • Wil je meedoen met de uitleg? Dan ga je vooraan in het klaslokaal zitten. 
  • Iedereen doet klassikaal met de LessonUp introductie mee - tot en met de slide met terminologie. 
1 / 25
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Hoe wil je werken?
  •  Wil je zelfstandig aan het kenmerkend aspect werken? Pak een groene kaart bij de docent en neem achteraan in het lokaal plaats. 
  • Wil je meedoen met de uitleg? Dan ga je vooraan in het klaslokaal zitten. 
  • Iedereen doet klassikaal met de LessonUp introductie mee - tot en met de slide met terminologie. 

Slide 1 - Slide

Welke stroming strijdt voor arbeiderskiesrecht?
A
Sociaal-democratie
B
Conservatisme
C
Confessionalisme
D
Libertarisme

Slide 2 - Quiz

Welke bestuursvorm had Nederland na Napoleon?
A
Absolute monarchie
B
Federalisme
C
Republiek
D
Parlementaire democratie

Slide 3 - Quiz

Welke stroming vertegenwoordigt de rijke burgers in Nederland tijdens de 19e eeuw?
A
Socialisme
B
Confessionalisme
C
Liberalisme
D
Conservatisme

Slide 4 - Quiz

KA35: Voortschrijdende democratisering
Na de grondwet van Thorbecke in 1848 wordt Nederland een parlementaire democratie. Echter is het censuskiesrecht, wat ervoor zorgt dat nog niet iedereen mag stemmen. De socialisten, feministen en confessionelen strijden voor hun rechten. Het democratiseringsproces wordt met de Pacificatie van 1917 voltooid.

Slide 5 - Slide

Leerdoelen KA35
30. Je kunt uitleggen wat de Restauratie na 1815 inhield.
32. Je kunt uitleggen waarom burgers in 1848 in opstand kwamen en welke politieke
gevolgen dit in Nederland kreeg.
33. Je kunt uitleggen dat de grondwet van Thorbecke een belangrijke stap in het
democratiseringsproces in Nederland was.
37. Je kunt beschrijven hoe de democratisering in Nederland verliep.
38. Je kent de betekenis van het begrip ‘democratisering’.

Slide 6 - Slide

Waarom is de ontwikkeling van 'de voortschrijdende democratisering' nog steeds relevant voor de wereld van vandaag?

Slide 7 - Open question

Terminologie
  • Demos = volk, Cratia = heersen
  • Democratie is bestuursvorm waarin het volk het hoogste gezag heeft
  • -ing is altijd een 'proces'
  • Proces / overgang van situatie waar het volk géén gezag heeft naar situatie waarin het volk al het gezag heeft
LD: 38

Slide 8 - Slide

Restauratie van 1815
  • Napoleon was verslagen, de orde in Europa moest hersteld worden
  • Congres van Wenen: belangrijkste leiders willen zoveel mogelijk herstel van hun macht!
  • Praktische verbeteringen Napoleon worden gehandhaafd
  • De 'restauratie' van de politiek in Europa
LD:30

Slide 9 - Slide

Situatie in Nederland
  • Na val Napoleon wordt Nederland een monarchie
  • Noordelijke en Zuidelijke Nederlanden worden samengevoegd; tegenwicht FR
  • Willem I regeert als absoluut vorst
  • Verschillen onoverbrugbaar; België vecht zich onafhankelijk
LD: 30

Slide 10 - Slide

Spanningen in 1848
  • Diverse revoluties breken uit in Europa; o.a. Frankrijk en Duitse staten
  • Eisen van liberalen en Republikeinen: Meer invloed burgers in het bestuur!
  • Uit angst voor revolutie geeft Willem II opdracht tot het schrijven van een nieuwe liberale grondwet!
LD:32

Slide 11 - Slide

Klassen
samenleving
  • Voor de Franse Revolutie: Standenmaatschappij, positie bepaald door traditie, geen mobiliteit mogelijk
  • Dankzij verdwijnen standen en industrialisatiegolf: Klassensamenleving; hiërarchie wordt bepaald door economische maatstaven
LD:32

Slide 12 - Slide

Grondwet 1848
  • Grondwet 1848 door Thorbecke
  • Constitutionele monarchie, parlementaire democratie
  • Je mag past stemmen wanneer je belasting betaalt=censuskiesrecht
  • Dankzij grondwet is NL in de basis een democratie, maar is het democratiseringsproces nog niet voltooid
LD: 33

Slide 13 - Slide

Kiesstelsels
  • Districtenstelsel: Je stemt per district, winnaar van district gaat naar het parlement, stemmen verliezer gaan verloren
  • Evenredige vertegenwoordiging: Stem op landelijke kandidaat, bij x aantal stemmen krijg je één zetel
  • Bij de laatste gaan geen stemmen verloren, dus democratischer!
LD: 37

Slide 14 - Slide

Titel
  • Heel veel tekst
LD: 63

Slide 15 - Slide

Uitbreiding kiesrecht
  • Motief van socialisten: verbeteren werk- en leefomstandigheden
  • Motief van confessionelen: Financiering bijzonder onderwijs.
  • Motief van feministen: Gelijke (politieke) rechten voor vrouwen
  • Eind jaren '80 begint uitbreiding kiesrecht, in 1900 50% mannen
  • Caoutchouc artikel
LD: 37

Slide 16 - Slide

Pacificatie van 1917
  • Socialisten en confessionelen gaan samenwerken!
  • Algemeen Kiesrecht voor mannen in 1917, voor vrouwen in 1919
  • Passief- en actief kiesrecht
  •  Einde schoolstrijd met financiering bijzonder (Bijbels) onderwijs
  • Democratisering 'afgerond'?
LD: 37

Slide 17 - Slide

Geef een argument waarom koning Willem II besloot vrijwillig zijn macht af te staan.

Slide 18 - Open question

Geef een argument waarom Thorbecke koos voor het censuskiesrecht en niet voor een algemeen kiesrecht.

Slide 19 - Open question

Leg uit waarom het stelsel van evenredige vertegenwoordiging democratischer is dan het districtenstelsel.

Slide 20 - Open question

Bedenk wat de conservatieven van de democratisering vonden. Geef een argument om je antwoord te ondersteunen.

Slide 21 - Open question

Waarom besluit koning Willem II zijn macht af te staan?
A
Economie was sterk verbeterd
B
Vrede was gesloten met Frankrijk
C
Bevolking vroeg om meer macht
D
Revoluties elders in Europa

Slide 22 - Quiz

Wanneer had je stemrecht in 1848?
A
Als je een bepaald beroep had
B
Als je genoeg belasting betaalde
C
Bij het bereiken van 21 jaar
D
Als je een diploma had

Slide 23 - Quiz

Welk kiesstelsel wordt algemeen gezien als democratischer?
A
Districtenstelsel
B
Stelsel van evenredige vertegenwoordiging

Slide 24 - Quiz

Welke groepen werkten samen in 1917?
A
Liberalen en conservatieven
B
Socialisten en confessionelen
C
Communisten en socialisten
D
Confessionelen en liberalen

Slide 25 - Quiz