15.3 en 15.4 Warmte, water en exoten, biobrandstof en recycling

15.3 Warmte, water en exoten
Japanse Duizendknoop
1 / 25
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

Items in this lesson

15.3 Warmte, water en exoten
Japanse Duizendknoop

Slide 1 - Slide

Halsbandparkieten
 Wat in de jaren zestig en zeventig begon met wat ontsnapte of vrijgelaten parkieten in Den Haag en Amsterdam, is inmiddels uitgegroeid tot een serieuze populatie van de tropische vogels, van origine vaak afkomstig uit Pakistan.


Slide 2 - Slide

De genetische variatie van de NL populatie is ... dan die van de oorspronkelijke populatie uit Pakistan
A
kleiner
B
groter

Slide 3 - Quiz

15.3 Warmte, water en exoten
Beetje een samenraapsel van ongerelateerde onderwerpen:
  • extremofielen
  • exoten
  • waterzuivering

Slide 4 - Slide

Bij de abiotische factoren kennen we een tolerantie gebied. Binnen dat gebied is leven mogelijk, daarboven en daaronder niet. (tolertantiegrenzen)  Er is ook een optimum voor deze abiotische factor. Daar zal de soort/het organisme zich het beste voelen en de meeste energie en kansen hebben om zich voort te planten
Bijvoorbeeld Temperatuur
- onder de 17 oC sterven deze organismen.
- boven de 32 oC sterven ze.
- bij het optimum 25 oC hebben ze de meeste kansen.

Slide 5 - Slide

 extremofielen
Extremofielen zijn organismen die onder bijzondere omstandigheden leven, bijvoorbeeld bij extreme temperaturen, hoge zoutgehalten, toxische omgeving of hoge pH.


                            bijvoorbeeld
                                          de alaska boskikker

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Video

Tolerantiegrenzen verschuiven door adaptatie

Slide 8 - Slide

Exoten
Exoten: soorten afkomstig uit een ander gebied die zich vestigen in een ecosysteem

Invasieve exoot: brengt een ernstige verstoring teweeg in het ecosysteem

Slide 9 - Slide

Wat zijn de gevolgen van de aanwezigheid van jouw exoot in Nederland op het ecosysteem waarin deze leeft?

Slide 10 - Open question

We spreken van een plaag als planten of dieren schade veroorzaken (bijvoorbeeld) aan gewas of als ze ongewenst zijn.
Exoten: kunnen plaagdieren of -planten worden als ze negatieve gevolgen op ecosystemen hebben.

 Ook inheemse organismen kunnen een plaag veroorzaken.
Vaak veroorzaakt door een verstoring in het biologisch evenwicht.

Slide 11 - Slide

eutrofiëring (vermesting van oppervlakte water)
Doordat er teveel meststoffen in het water terecht komen volgt een cascade van gebeurtenissen met als eindresultaat een met algen overwoekerd water met verminderde biodiversiteit.

Eutrofiëring of vermesting vindt door de laatste decenia nauwelijks meer plaats in Nederland, door strenge bemestings maatregelen

Slide 12 - Slide

Bij eutrofiëring van water zie je steeds dezelfde stappen.
1:   meststoffen (fosfaten en nitraten) komen via uitspoeling vanaf weide grond in oppervlakte water (sloten, meren, etc)
2: door deze meststoffen neemt de algen groei toe.
3: Door de aanwezigheid van algen aan het oppervlakte komt er onvoldoende licht onder in het water.
4: waterplanten en algen onderin het water gaan dood.
5: veel dood materiaal: daardoor veel reducenten en steeds minder zuurstof.
6: vis die op zicht jaagt (snoek) gaat dood.
7: er komen teveel brasems, die slecht zicht niet erg vinden. Ze woelen de bodem om.

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

afvalwater (rioolwater) reiniging
* Ons afvalwater bevat veel organische stoffen.
* Lozing daarvan op rivieren zou tot eutrofiëring leiden, dus eerst reinigen.
* Bij dit proces wordt gebruik gemaakt van bacteriën die organische stoffen afbreken (biologische reiniging.)

Slide 15 - Slide

Bij rioolwater reiniging zijn er twee verschillende processen.

1: mechanische reiniging: filtreren van groter vuil en het laten bezinken van kleinere deeltjes.

2: biologische reiniging
           door A:  aerobe bacteriën in beluchtings tanks/bekkens
           door B:  anaerobe bacteriën in afgesloten ruimte

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Video

Slide 19 - Slide

H15.4 Biobrandstof en recycling





Slide 20 - Slide

Biobrandstoffen  - 1e generatie
Biobrandstoffen ter vervanging van fossiele brandstoffen.
Eerste generatie: brandstof gemaakt uit koolzaad/ suikerbieten.

Nadelen: kost veel landbouwgrond, kost veel energie, hoog gebruik pesticiden

Slide 21 - Slide

Biobrandstoffen  - 2e generatie
Biobrandstoffen ter vervanging van fossiele brandstoffen.
Tweede generatie: biomassa (afval) -> biodiesel of bio-ethanol
E-10 benzine is 90% bezine, 10% bio-ethanol

In NL wordt 7% van de brandstof uit biobrandstoffen gehaald door frituurvet te importeren en hier biodiesel van te maken.

Slide 22 - Slide

Biobrandstoffen  - 3e generatie
Biobrandstoffen ter vervanging van fossiele brandstoffen.
Derde generatie: algen en zeewier.

Voordelen: groeit snel, kan in tanks dus weinig ruimte
Nadelen: duur proces

Slide 23 - Slide

Afvalverwerking
10 kg afval per persoon per week:
Hergebruik/recycling
Verbranden (-> elektriciteit)
Storten/ Lozen

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Video