Identiteit

Identiteit
Maatschappijwetenschappen
Vorming
"verwijst naar het proces van de verwerving van een bepaalde identiteit. Hoe word je wie je bent?"

1 / 27
next
Slide 1: Slide
MaatschappijwetenschappenMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 4

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Identiteit
Maatschappijwetenschappen
Vorming
"verwijst naar het proces van de verwerving van een bepaalde identiteit. Hoe word je wie je bent?"

Slide 1 - Slide

Leerdoelen
Je kan het begrip referentiekader beschrijven en herkennen in een bron

Je kan de drie aspecten van identiteit benoemen, beschrijven en herkennen in een bron


Slide 2 - Slide

Waar denk je aan bij het woord identiteit?

Slide 3 - Mind map

Referentiekader
  • De Nederlandse Voornamenbank   https://nvb.meertens.knaw.nl/
  • Wat valt je op wanneer je zoekt naar de naam van je opa/oma, vader/moeder en je eigen naam?

  • Referentiekader: Het geheel van kennis, ideeën, ervaringen en overtuigingen van waaruit iemand denkt en handelt

Slide 4 - Slide

Referentiekader
  • Referentiekader: Het geheel van kennis, ideeën, ervaringen en overtuigingen van waaruit iemand denkt en handelt

  • Wat was zijn referentiekader?

Slide 5 - Slide

Wie ben ik?
Vorm groepen van 3 of 4.


Welke tactiek heb je gebruikt om achter jouw persoon te komen?


Slide 6 - Slide

Wie ben jij?
Schrijf 5 zinnen op die beginnen met: "Ik ben..."

Slide 7 - Slide

Op basis waarvan heb je jezelf omschreven?

Slide 8 - Open question

Persoonlijke identiteit
  1. Het beeld dat iemand van zichzelf heeft;
  2. Dat die uitdraagt en anderen voorhoudt;
  3. en dat die als kenmerkend en blijvend beschouwt voor zijn eigen persoon. 

Wie ben ik?

Slide 9 - Slide

Bij welke groepen mensen hoor jij zelf?

Slide 10 - Open question

Sociale identiteit
  1. Het beeld dat iemand van zichzelf heeft, dat is afgeleid van zijn perceptie over de groep(en) waar die zelf wel of juist ook niet deel van uitmaakt. 

Groepsidentificatie: bij wie hoor ik?

Slide 11 - Slide

Collectieve identiteit
Het beeld dat de samenleving heeft van een groep en welke verwachtingen zij hebben van het gedrag van mensen met een bepaalde identiteit

  • Intern: wie zijn wij?
  • Extern: wie zijn zij?

Slide 12 - Slide

Kernconcept Identiteit 
Het             dat iemand van                heeft, dat hij                                   en anderen                      en dat hij als                                             en blijvend beschouwt voor zijn eigen persoon en dat is afgeleid van zijn                    over de groep(en) waar hij wel of juist niet deel van                   .
kenmerkend
uitmaakt
perceptie
beeld
uitdraagt
voorhoudt
zichzelf

Slide 13 - Drag question


"Ik ben sociaal, vriendelijk en behulpzaam"
Bij welke soort identiteit past deze uitspraak?
A
Persoonlijke identiteit
B
Sociale identiteit
C
Collectieve identiteit
D
Externe collectieve identiteit

Slide 14 - Quiz



Bij welke soort identiteit past deze afbeelding?
A
Persoonlijke identiteit
B
Sociale identiteit
C
Interne collectieve identiteit
D
Externe collectieve identiteit

Slide 15 - Quiz

Sleep de term naar de juiste definitie.
Het beeld dat iemand van zichzelf heeft.
Het deel dat past bij de groepen waar iemand deel van uitmaakt.
Het beeld dat de samenleving heeft van een groep en het beeld dat ze blijvend kenmerkend voor die groep vindt.
Persoonlijke identiteit
Sociale identiteit
Collectieve identiteit

Slide 16 - Drag question

Mijn online identiteit
Welke sociale media gebruik jij? Noteer:
Whatsapp - Instagram - Facebook - Snapchat - TikTok - Twitter - Youtube, etc.

Hoeveel tijd besteed je per dag online (gemiddelde schermtijd) en welk deel van die tijd besteed je aan sociale media?

Welk percentage van die tijd gaat naar het zelf maken van content en hoeveel naar het bekijken van de sociale media van anderen? Maak een cirkeldiagram en verdeel deze op basis van jouw online gedrag (Films en series / Gamen / Schoolwerk / Whatsapp / Sociale media: content maken / Sociale media: content bekijken)

Slide 17 - Slide

Mijn online identiteit
'Schakel je referentiekader uit'
  • Bekijk je eigen sociale media account door de bril van een buitenstaander (alsof je jezelf niet kent)

  • Hoe zien jouw posts eruit en waar gaan ze over? Wie volgen jou en wie of wat volg jij zelf? 

Slide 18 - Slide

Mijn online identiteit
'Schakel je referentiekader uit'
  • Nu zet je je eigen bril weer op: welke onderdelen van jouw identiteit komen in jouw online profiel niet naar voren?

  • Laat je nu online vooral je persoonlijke, sociale of collectieve identiteit zien?

  • Leg uit wat het begrip referentiekader betekent aan de hand van een post van iemand (bekend persoon) wat jij niet begrijpt.

Slide 19 - Slide

Wat weet ik nog?
Je kan het begrip referentiekader beschrijven en herkennen in een bron

Je kan de drie aspecten van identiteit benoemen, beschrijven en herkennen in een bron


Slide 20 - Slide

Welke 4 vragen kun je stellen om iemands identiteit te weten te komen?

Slide 21 - Open question

Welk onderdeel van de stof vind je nog lastig en wil je nog meer van weten?

Slide 22 - Mind map

Wat weet je nog van het kernconcept Identiteit?

Slide 23 - Mind map

De afbeelding hiernaast
is een voorbeeld van:
A
Persoonlijke identiteit
B
Sociale identiteit
C
Interne collectieve identiteit
D
Externe collectieve identiteit

Slide 24 - Quiz

Wat heeft deze afbeelding met het begrip *referentiekader* te maken?

Slide 25 - Open question

Terugblikken
We bespreken het huiswerk dat jullie voor de vorige les reeds moesten maken: Opdracht 1abcde van paragraaf 1.1

Slide 26 - Slide

Aan de slag
Oefen met de opdrachten uit Paragraaf 1.1. 
Maak opdracht 2, 3, en 4 (vwo)
Maak opdracht 2, 5, en 6 (havo)

Maak daarbij gebruik, zoals je geleerd hebt, van de DTC-methode.
Definitie: noem een element uit de definitie
Toepassen: noem een gegeven uit de tekst.
Conclusie: koppel het element aan het gegeven. 

Slide 27 - Slide