Bijvoeglijke naamwoorden op -ig en -lijk met tegenstelling on-

jarig - vrolijk

1 / 21

Slide 1: Slide

NederlandsISK

This lesson contains 21 slides, with text slides.

Lesson duration is: 15 min

Items in this lesson

jarig - vrolijk

Slide 1 - Slide

jarig

Slide 2 - Slide

aardig

Slide 3 - Slide

nodig

Het kan niet zonder dit.

Je hebt vrienden nodig.

Je hebt tomaten nodig om tomatensoep te maken.

Slide 4 - Slide

handig

Een rugzak is handig voor school.

Deze man is handig.

Slide 5 - Slide

on = niet

Slide 6 - Slide

onaardig

Slide 7 - Slide

onhandig

Slide 8 - Slide

nuttig

School is nuttig.

Bijen zijn nuttige dieren.

Slide 9 - Slide

gelukkig

Slide 10 - Slide

ongelukkig

Slide 11 - Slide

grappig

Slide 12 - Slide

angstig

Slide 13 - Slide

zenuwachtig

Slide 14 - Slide

heerlijk

Slide 15 - Slide

eerlijk

Je zegt wat waar is.

Je steelt niet.

Slide 16 - Slide

gevaarlijk

Slide 17 - Slide

pijnlijk

Slide 18 - Slide

duidelijk

Je kunt het goed begrijpen.

Slide 19 - Slide

natuurlijk

1. zeker!

2. Zoals het vanzelf is, zonder dat de mens iets verandert.

Slide 20 - Slide

belachelijk

heel vreemd

Slide 21 - Slide