1v Breuken vermenigvuldigen en negatieve getallen

Breuken vermenigvuldigen

1 / 34

Slide 1: Slide

WiskundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 34 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Lesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Breuken vermenigvuldigen

Slide 1 - Slide

Stappenplan breuken optellen/aftrekken

Breuken gelijknamig maken

Teller (bovenkant) optellen/aftrekken

Noemer(onderkant)

optellen/aftrekken

Vereenvoudigen

Slide 2 - Drag question

Breuken vermenigvuldigen

2 \frac{​ 2 ​ ​}{​ 3 ​} \cdot \frac{​ 1 ​ ​}{​ 2 ​} =

Slide 3 - Slide

Breuken vermenigvuldigen

1. Hele in de breuk brengen

2 \frac{​ 2 ​ ​}{​ 3 ​} \cdot \frac{​ 1 ​ ​}{​ 2 ​} =

Slide 4 - Slide

Breuken vermenigvuldigen

1. Hele in de breuk brengen

2 \frac{​ 2 ​ ​}{​ 3 ​} \cdot \frac{​ 1 ​ ​}{​ 2 ​} =

\frac{​ 8 ​ ​}{​ 3 ​} \cdot \frac{​ 1 ​ ​}{​ 2 ​} =

Slide 5 - Slide

Breuken vermenigvuldigen

1. Hele in de breuk brengen

2. Tellers vermenigvuldigen

2 \frac{​ 2 ​ ​}{​ 3 ​} \cdot \frac{​ 1 ​ ​}{​ 2 ​} =

\frac{​ 8 ​ ​}{​ 3 ​} \cdot \frac{​ 1 ​ ​}{​ 2 ​} =

Slide 6 - Slide

Breuken vermenigvuldigen

1. Hele in de breuk brengen

2. Tellers vermenigvuldigen

2 \frac{​ 2 ​ ​}{​ 3 ​} \cdot \frac{​ 1 ​ ​}{​ 2 ​} =

\frac{​ 8 ​ ​}{​ 3 ​} \cdot \frac{​ 1 ​ ​}{​ 2 ​} =

\frac{​ 8 ​ ​}{​ . . . ​}

Slide 7 - Slide

Breuken vermenigvuldigen

1. Hele in de breuk brengen

2. Tellers vermenigvuldigen

3. Noemers vermenigvuldigen

2 \frac{​ 2 ​ ​}{​ 3 ​} \cdot \frac{​ 1 ​ ​}{​ 2 ​} =

\frac{​ 8 ​ ​}{​ 3 ​} \cdot \frac{​ 1 ​ ​}{​ 2 ​} =

\frac{​ 8 ​ ​}{​ . . . ​}

Slide 8 - Slide

Breuken vermenigvuldigen

1. Hele in de breuk brengen

2. Tellers vermenigvuldigen

3. Noemers vermenigvuldigen

2 \frac{​ 2 ​ ​}{​ 3 ​} \cdot \frac{​ 1 ​ ​}{​ 2 ​} =

\frac{​ 8 ​ ​}{​ 3 ​} \cdot \frac{​ 1 ​ ​}{​ 2 ​} =

\frac{​ 8 ​ ​}{​ . . . ​}

\frac{​ 8 ​ ​}{​ 6 ​}

Slide 9 - Slide

Breuken vermenigvuldigen

1. Hele in de breuk brengen

2. Tellers vermenigvuldigen

3. Noemers vermenigvuldigen

4. Vereenvoudigen

2 \frac{​ 2 ​ ​}{​ 3 ​} \cdot \frac{​ 1 ​ ​}{​ 2 ​} =

\frac{​ 8 ​ ​}{​ 3 ​} \cdot \frac{​ 1 ​ ​}{​ 2 ​} =

\frac{​ 8 ​ ​}{​ . . . ​}

\frac{​ 8 ​ ​}{​ 6 ​}

Slide 10 - Slide

Breuken vermenigvuldigen

1. Hele in de breuk brengen

2. Tellers vermenigvuldigen

3. Noemers vermenigvuldigen

4. Vereenvoudigen

2 \frac{​ 2 ​ ​}{​ 3 ​} \cdot \frac{​ 1 ​ ​}{​ 2 ​} =

\frac{​ 8 ​ ​}{​ 3 ​} \cdot \frac{​ 1 ​ ​}{​ 2 ​} =

\frac{​ 8 ​ ​}{​ . . . ​}

\frac{​ 8 ​ ​}{​ 6 ​}

1 \frac{​ 1 ​ ​}{​ 3 ​}

Slide 11 - Slide

Los de onderstaande som op

12 \frac{​ 1 ​ ​}{​ 2 ​} \cdot 1 \frac{​ 2 ​ ​}{​ 5 ​} =

Slide 12 - Open question

Uitwerking

12 \frac{​ 1 ​ ​}{​ 2 ​} \cdot 1 \frac{​ 2 ​ ​}{​ 5 ​} =

Slide 13 - Slide

Uitwerking

12 \frac{​ 1 ​ ​}{​ 2 ​} \cdot 1 \frac{​ 2 ​ ​}{​ 5 ​} =

\frac{​ 2 5 ​ ​}{​ 2 ​} \cdot \frac{​ 7 ​ ​}{​ 5 ​} =

Slide 14 - Slide

Uitwerking

12 \frac{​ 1 ​ ​}{​ 2 ​} \cdot 1 \frac{​ 2 ​ ​}{​ 5 ​} =

\frac{​ 2 5 ​ ​}{​ 2 ​} \cdot \frac{​ 7 ​ ​}{​ 5 ​} =

\frac{​ 1 7 5 ​ ​}{​ 1 0 ​} =

Slide 15 - Slide

Uitwerking

12 \frac{​ 1 ​ ​}{​ 2 ​} \cdot 1 \frac{​ 2 ​ ​}{​ 5 ​} =

\frac{​ 2 5 ​ ​}{​ 2 ​} \cdot \frac{​ 7 ​ ​}{​ 5 ​} =

\frac{​ 1 7 5 ​ ​}{​ 1 0 ​} =

17 \frac{​ 1 ​ ​}{​ 2 ​}

Slide 16 - Slide

Los de onderstaande som op

\frac{​ 1 ​ ​}{​ 4 ​} \cdot (\frac{​ 1 ​ ​}{​ 3 ​})^{​ 2 ​ ​} + 5 \cdot (\frac{​ 1 ​ ​}{​ 6 ​})^{​ 2 ​ ​} =

\frac{​ 1 ​ ​}{​ 6 ​}

5 \frac{​ 1 ​ ​}{​ 1 8 ​}

\frac{​ 3 1 ​ ​}{​ 1 2 ​}

\frac{​ 6 ​ ​}{​ 3 6 ​}

Slide 17 - Quiz

Aan de slag

Hoofdstuk 2

Opdracht 35 tot en met 42

Als je nog moeite hebt met breuken vermenigvuldigen kijk naar het filmpje voor extra uitleg!

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Video

Negatieve Getallen

Slide 20 - Slide

Rekenen met

negatieve getallen

Rekenen met

negatieve getallen

Slide 21 - Slide

In deze les leer je....

...negatieve getallen optellen

...negatieve getallen aftrekken

Slide 22 - Slide

2.4 negatieve getallen

A. Positieve en negatieve getallen

Slide 23 - Slide

Negatieve getallen

Slide 24 - Slide

Negatieve getallen optellen

Je kunt positieve en negatieve getallen bij elkaar optellen.

Slide 25 - Slide

negatieve getallen aftrekken

12 - - 11

-1

-23

Slide 26 - Quiz

Negatieve getallen aftrekken

- 7 - 8

-1

-15

Slide 27 - Quiz

Negatieve getallen aftrekken

- 7 - 10

-3

-17

Slide 28 - Quiz

negatieve getallen aftrekken

- 4 - 3

- 1

- 7

Slide 29 - Quiz

negatieve getallen aftrekken

- 8 - 11

-19

-3

Slide 30 - Quiz

Kan ik optellen met negatieve getallen?

ik had alles goed en snap het

ik had alles goed, maar heb nog een vraag

ik had niet alles goed, heb het verbeterd en snap het nu

ik had niet alles goed en wil graag uitleg

Slide 31 - Quiz

Dit kan er de volgende keer beter

Slide 32 - Open question

Dit heb ik geleerd en snap ik al

Slide 33 - Open question

Dit vind ik nog (een beetje) lastig

Slide 34 - Open question

1v Breuken vermenigvuldigen en negatieve getallen

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Drag question

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Open question

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Quiz

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Video

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Slide

Slide 26 - Quiz

Slide 27 - Quiz

Slide 28 - Quiz

Slide 29 - Quiz

Slide 30 - Quiz

Slide 31 - Quiz

Slide 32 - Open question

Slide 33 - Open question

Slide 34 - Open question

More lessons like this

Breuken vermenigvuldigen

Breuken vermenigvuldigen

7.5 Breuken vermenigvuldigen

P1 Les 4 Breuken en kruislings vermenigvuldigen in een verhoudingstabel

Les 4 - H3.3 Negatieve breuken

wortels en machten

H4.3 negatieve breuken

Negatieve breuken