4.3 lezen les 1 t/m 3

Welkom!
Leg alvast klaar:
  • je leerwerkboek deel b
  • je schrift/pen
Les 1
1 / 50
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

This lesson contains 50 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Welkom!
Leg alvast klaar:
  • je leerwerkboek deel b
  • je schrift/pen
Les 1

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Video

Planning
  • Leerdoelen paragraaf 4.3
  • Uitleg over soorten reclame
  • Werkmoment
  • Afsluiten van de les 

Slide 3 - Slide

4.3 lezen (p. 24)
Je weet:
  • het verschil tussen commerciële en ideële reclame
  • functie van beeld en opmaak in reclames
  • wat een column is

Slide 4 - Slide

Tekstdoel reclame 
Drie doelen binnen tekstdoel activeren
  1. Product of dienst kopen
  2. Een goed doel steunen
  3. Verkeerd gedrag vermijden/afleren

Onderliggend doel: informatie geven, overtuigen, waarschuwen

Slide 5 - Slide

Twee soorten reclame
Commerciële reclame --> overhalen om iets te kopen. De afzender wil er geld aan verdienen.

Ideële reclame -->  maatschappelijk doel --> De maker wil gedrag of opvatting van mensen beïnvloeden.

Slide 6 - Slide

Reclame 
Brengt een product, dienst of idee onder de aandacht.

Vaak combinatie van beeld en opmaak (lay-out).
- Opvallende opmaak: verdeling tekst over de pagina, lettertype en lettergrootte, gebruik van kleur
- Functies beeld: aandacht trekken, illustratie/voorbeeld, informatie toevoegen

Slide 7 - Slide

Werkmoment
4.3 maken: opdracht 2, 3, 4 in je leerwerkboek.
iPad gebruiken om reclames op te zoeken

Afsluiten met foto's van jouw gevonden reclame bij vraag 2b. Je kiest er 1 uit. Je schrijft erbij welk doel de reclame heeft en welke soort het is.
 

Slide 8 - Slide

de ideële reclame
bedoeld om iemand te 
overtuigen van een standpunt



Bron: Sire


Slide 9 - Slide

Met de campagne ‘NIX18 = Niet voor niks’ wil het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport ouders wijzen op het belang van geen alcohol drinken onder de 18. De hersenen van jongeren zijn nog volop in ontwikkeling en alcohol heeft daar een negatief effect op.


Slide 10 - Slide

Kies 1 foto van 2b.
Noteer het doel en het soort erbij.

Slide 11 - Open question

Vooruitblik
Vrijdag:
jij-toets lezen => opgeladen iPad mee

Maandag:
verder met 4.3

Slide 12 - Slide

Welkom!
Leg alvast klaar:
  • je leerwerkboek deel b
  • je schrift/pen
Les 2

Slide 13 - Slide

Planning
  • Huiswerk bespreken
  • Opstarten tekst 3 pagina 27
  • Werkmoment
  • Afsluiten van de les 

Slide 14 - Slide

Huiswerk bespreken
4.3 maken: opdracht 3, 4

Slide 15 - Slide

Opdracht 3 p. 25

Slide 16 - Slide

Opdracht 4 p. 25

Slide 17 - Slide

Tekst 3 pagina 27
en lees de 1e zin van alle overige alinea's;

Slide 18 - Slide

Opdracht 6
  • Wat is het onderwerp van tekst 3?
  • Op welke vraag geeft de tekst waarschijnlijk antwoord?
  • In welke alinea lees je dat antwoord? Leg uit.
  • Welke tekstvorm heeft tekst 3? Leg uit. 

Slide 19 - Slide

Artikel  / uiteenzetting (1.3)
Informatieve tekst met vooral objectieve informatie.
De schrijver geeft uitleg over een onderwerp. (informeren)

  • verklaring van verschijnsel
  • antwoord op feitelijke vraag
  • oorzaken/gevolgen van een probleem
  • uitleg over resultaten van een onderzoek

Slide 20 - Slide

Maken
Maak van 4.3 lezen: 
  • opdracht 6, 7, 8 en 9
  • in je leerwerkboek/schrift

Slide 21 - Slide

Afsluiting


Volgende les verder met 'column'.

Slide 22 - Slide

Welkom!
Leg alvast klaar:
  • je leerwerkboek deel b
  • je schrift/pen
Les 3

Slide 23 - Slide

Planning
  • Wat weet je van reclame?
  • Uitleg columns
  • Werkmoment
  • Afsluiten van de les 

Slide 24 - Slide


A
Commerciële reclame
B
Ideële reclame

Slide 25 - Quiz


A
Commerciële reclame
B
Ideële reclame

Slide 26 - Quiz


A
Commerciële reclame
B
Ideële reclame

Slide 27 - Quiz


A
Commerciële reclame
B
Ideële reclame

Slide 28 - Quiz

Wat is het belangrijkste tekstdoel
van reclame?
A
informeren
B
overtuigen
C
activeren
D
amuseren

Slide 29 - Quiz

Waaruit bestaat de lay-out van
een reclameboodschap?

Slide 30 - Mind map

Reclame 
Brengt een product, dienst of idee onder de aandacht.

Vaak combinatie van beeld en opmaak (lay-out).
- Opvallende opmaak: verdeling tekst over de pagina, lettertype en lettergrootte, gebruik van kleur
- Functies beeld: aandacht trekken, illustratie/voorbeeld, informatie toevoegen

Slide 31 - Slide

Column (p. 29)
Oorspronkelijk was een column een korte tekst van één kolom breed
  • Korte geschreven of gesproken tekst op een vaste plaats.
  • Van dezelfde auteur.
  • Regelmatige basis.
  • Inhoud verschilt enorm.

Mening / tekstdoel: overtuigen/amuseren.
                                                                                            

Slide 32 - Slide

Wie schrijven columns?
Bekende Nederlanders
Sommige schrijvers beginnen een column op het moment dat ze al beroemd zijn. Er zijn veel cabaretiers  en schrijvers die een column hebben, zoals Özcan Akyol. 
Columnisten
Er zijn ook columnschrijvers die juist vooral bekend zijn van hun columns. Hiernaast zie je Angela de Jong, zij schrijft voor het AD. Ze recenseert voornamelijk films en series.
Let op de typische 'ik-ben-een columnistpose"

Slide 33 - Slide

Maken
Maak van 4.3 lezen:
  • les 1: opdracht 6, 7, 8 en 9
  • les 2: opdracht 10 t/m 16 (10a niet)
  • in je leerwerkboek/schrift
Bespreken volgende week
Akyol/Angela de Jong

Slide 34 - Slide

Afsluiting

Volgende les:
 jij-toets taalverzorging => iPad en oortjes mee
Opdrachten afronden (leerwerkboek deel B dus ook mee)

Slide 35 - Slide

Welkom!
Leg alvast klaar:
  • je leesboek (nog geen nieuwe=>QR-code volgend scherm)
  • je iPad (dicht)
  • je leerwerkboek deel b
  • je schrift/pen
Les 4

Slide 36 - Slide

timer
10:00

Slide 37 - Slide

Planning
  • Herhalen tekststructuren (1.3)
  • Werkmoment
  • Toets bespreken
  • Jouw doel en hoe ga je dat bereiken?

Slide 38 - Slide

5.3 Leerdoelen (p. 106)
  • hoofdzaken bepalen met tekststructuren 
  • samenvattingsopdrachten eindexamen
  • aanpak meerkeuzevragen

Slide 39 - Slide

Tekststructuren (p. 107)
  1. verklaringsstructuur
  2. voor- en nadelenstructuur
  3. probleem-oplossingsstructuur
  4. geen vaste structuur

Slide 40 - Slide

Verklaringsstructuur

  • Inleiding: Welk verschijnsel wordt behandeld?
  • Kern: Wat zijn redenen/oorzaken/verklaringen?
  • Slot: Welke verklaring is het belangrijkst / meest waarschijnlijk?

Slide 41 - Slide

Voor- en nadelenstructuur

  • Inleiding: Wat wordt beoordeeld?
  • Kern: Wat zijn de voordelen? Wat zijn de nadelen?
  • Slot: Wat is de conclusie?

Slide 42 - Slide

Probleem-oplossingsstructuur

  • Inleiding: Wat is het probleem?
  • Kern: Wat zijn de oorzaken? Wat zijn de gevolgen?
  • Slot: Welke oplossing(en) noemt de tekst?

Slide 43 - Slide

Geen structuur

  • Wat is het onderwerp?
  • Wat zijn de deelonderwerpen en wat wordt erover gezegd?

Slide 44 - Slide

Tekstverbanden (p. 178)

Slide 45 - Slide

Maken
Maak van 4.3 lezen:
  • les 1: opdracht 6, 7, 8 en 9
  • les 2: opdracht 10 t/m 16 (10b: Akyol/Angela de Jong)
Maak van 5.3 lezen:
  • les 3: opdracht 1 en 2
  • in je leerwerkboek/schrift
Vragen laatste 10 minuten

Slide 46 - Slide

Wat is je doel voor de laatste periode voor Nederlands?

Slide 47 - Open question

Hoe ga je dat bereiken?

Slide 48 - Open question

Wat heb je van mij nodig?

Slide 49 - Open question

Afsluiting


Volgende week verder 5.3
Tekststructuren en samenvatten.

Slide 50 - Slide