This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
Planning
Uitleg werkwoordspelling
Zelfstandig met de oefeningen aan de slag
P L A N N I N G
Cursus 7 - werkwoordspelling
1.Herhaling vorige les
2. Lesdoel
3. Uitleg/ oefenen
4. Zelfstandig werken
5. Afsluiting in Lessonup
Slide 2 - Slide
Het ... (verbreden) fietspad is mooi aangelegd.
Slide 3 - Open question
De ... (verbazen) man zat achter in de klas te kijken naar de geweldige docent.
Slide 4 - Open question
De ... (blaffen) hond trok aan de lijn.
Slide 5 - Open question
Ik (waxen) mijn benen gisteravond.
Slide 6 - Open question
De buren hebben hun eigen truien (breien)
Slide 7 - Open question
Hoe oud (worden) je tante morgen?
Slide 8 - Open question
De (vergroten) foto hangt aan de muur.
Slide 9 - Open question
Planning
Uitleg werkwoordspelling
Zelfstandig met de oefeningen aan de slag
Cursus 7 - werkwoordspelling
§ 9 Persoonsvorm in enkelvoudige zinnen
§ 10 Persoonsvormen in samengestelde zinnen
§ 11 Gebiedende wijs
§ 12 Voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord
§ 13 Werkwoordspelling
§ 14 Mixopdrachten
Slide 10 - Slide
Je leert de verschillende werkwoordsvormen en werkwoordstijden spellen.
Lesdoelen
Slide 11 - Slide
Het maken van aantekeningen kan helpen om de uitleg beter te onthouden.
Aantekeningen bij spelling
Slide 12 - Slide
Herhaling
Werkwoorden kun je in drie werkwoordsvormen schrijven: de tegenwoordige tijd (tt),de verleden tijd (vt) en het voltooid deelwoord (vd). Bij sommige werkwoorden moet je extra goed opletten. De tegenwoordige tijd en het voltooid deelwoord klinken dan hetzelfde, maar je schrijft ze anders. Het is dus belangrijk dat je kunt bepalen of een werkwoord persoonsvorm t.t. of voltooid deelwoord is.
Slide 13 - Slide
Tegenwoordige tijd
Voltooid deelwoord
Deze trui verkleurt nu al.
Sam verstuikt zijn enkel.
Micky verkleedt zich.
In de film gebeurt wel.
Jij belooft altijd van alles.
Deze trui is verkleurd.
Sam heeft zijn enkel verstuikt.
Micky heeft zich verkleed.
In de film is veel gebeurd.
Jij hebt alles beloofd.
Slide 14 - Slide
Schema werkwoordspelling
blz. 274-275
Slide 15 - Slide
Uitlegfilmpje!
Slide 16 - Slide
De drie basisregels van werkwoordspelling
1) Kijk naar de tijd waarin de zin staat. Dit kun je zien aan woorden als vroeger, morgen, vorig jaar etc.
Bepaal of je met de tegenwoordige tijd (t.t.) of verleden tijd (v.t.) te maken hebt.
Slide 17 - Slide
De drie basisregels van werkwoordspelling
2) De volgende stap is het vinden van de persoonsvorm. Dat doe je door de tijd van de zin aan te passen. Het werkwoord dat dan verandert, is de persoonsvorm. Je kunt ook de vraagproef gebruiken, maar deze is minder betrouwbaar.
Slide 18 - Slide
De drie basisregels van werkwoordspelling
3) Na het bepalen van de tijd en de persoonvorm zoek je het onderwerp. Het onderwerp vind je door antwoord te geven op de vraag 'Wie of wat + persoonsvorm?'Zo weet je of je de ik-vorm, hij-vorm of wij-vormmoet gebruiken.
Slide 19 - Slide
Wat: Cursus 7 paragraaf 14 online
Hoe: individueel
Hulp: boek, buren, mevrouw de Vries
Tijd: 15 min.
Uitkomst: bespreken
Klaar: maak de oefentoetsen van cursus 7 paragraaf 9 t/m 14 online.
timer
15:00
Slide 20 - Slide
Door haar zonnebril had ik de bekende Nederland niet ... (herkennen)
A
persoonsvorm
B
voltooid deelwoord
Slide 21 - Quiz
Door haar zonnebril had ik de bekende Nederland niet ... (herkennen).
A
herkent
B
herkend
C
herkendt
Slide 22 - Quiz
In welk land ... (overwinteren) die diersoort eigenlijk?
A
persoonsvorm
B
voltooid deelwoord
Slide 23 - Quiz
In welk land ... (overwinteren) die diersoort eigenlijk?
A
overwintert
B
overwinterd
C
overwinterdt
Slide 24 - Quiz
Het pakketje werd ... (bezorgen) bij de buren op nummer 43.
A
persoonsvorm
B
voltooid deelwoord
Slide 25 - Quiz
Het pakketje werd ... (bezorgen) bij de buren op nummer 43.