leefomgeving eindoefening

leefomgeving eindoefening
40 en nog meer vragen
1 / 43
next
Slide 1: Slide
AardrijkskundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 43 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 55 min

Items in this lesson

leefomgeving eindoefening
40 en nog meer vragen

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Welk proces past het beste bij de stedelijke ontwikkeling van veel Nederlandse steden op dit moment?
A
urbanisatie
B
suburbanisatie
C
re-urbanisatie

Slide 2 - Quiz

This item has no instructions

De afbeelding past het beste bij.....
A
Smart City
B
Sustainable City
C
Duurzame Stad
D
Stedelijk Netwerk

Slide 3 - Quiz

This item has no instructions

Circulaire Economie
A
Een Economie waar alles in een circulatie loopt
B
Een Economie waar veel grondstoffen worden hergebruikt.
C
Een economie waar afval belangrijk is
D
Een economie waar alle grondstoffen heel belangrijk zijn

Slide 4 - Quiz

This item has no instructions

De reikwijdte van de Ikea is
A
groter dan die van een bakker
B
kleiner dan die van een bakker
C
ongeveer gelijk aan die van een bakker

Slide 5 - Quiz

This item has no instructions

Welk begrip hoort bij deze foto?
A
duurzame stad
B
smart city
C
sustainable city
D
creatieve stad

Slide 6 - Quiz

This item has no instructions

Wat zijn grootstedelijke functies
A
Dit is een plaats met meer dan 50.000 inwoners, een hoge bevolkingsdichtheid en veel grootstedelijke functies.
B
Mensen vertrekken uit de stad om op het omliggende platteland te gaan wonen.
C
Iemand die op een andere plek woont dan hij werkt en elke dag op en neer reist.
D
Taken die een stad heeft voor zijn inwoners en de omgeving van de stad, zoals wonen, werken, vervoer en voorzieningen.

Slide 7 - Quiz

This item has no instructions

Wat is géén grootstedelijke functie?
A
Een bioscoop
B
Een ziekenhuis
C
Een basisschool
D
Een Universiteit

Slide 8 - Quiz

This item has no instructions

Wat is reikwijdte?
A
Afstand tot voorzieningen
B
Afstand die klanten willen afleggen voor de voorzieningen
C
Hoe ver weg de klanten wonen
D
Het gebied waar de voorziening verantwoordelijk voor is

Slide 9 - Quiz

This item has no instructions

Over welk soort vervuiling spreken we bij windmolenparken?
A
Luchtvervuiling
B
Milieuvervuiling
C
Landschapsvervuiling
D
Watervervuiling

Slide 10 - Quiz

This item has no instructions

Een stad waar slimme technologie centraal staat heet
A
Creatieve stad
B
smart city
C
duurzame stad

Slide 11 - Quiz

This item has no instructions

Wat hoort niet bij een duurzame stad?
A
aardwarmte
B
meer asfalt
C
flexibel inrichten van gebouwen
D
energieneutraal

Slide 12 - Quiz

This item has no instructions

Verzorgingsgebieden in het westen van Nederland zijn kleiner dan verzorgingsgebieden in het noorden van Nederland. Hoe komt dat?

Slide 13 - Open question

This item has no instructions

Vanaf 1990 is er sprake van re-urbanisatie.

Leg uit deze re-urbanisatie met het voorzieningenniveau te maken heeft.
timer
3:00

Slide 14 - Open question

This item has no instructions

Leg uit waar de belevingseconomie om draait? ('de beleving' is fout)

Slide 15 - Open question

niet om product zelf, want alles lijkt steeds meer op elkaar. draait om geur, kleur, service, kortingen
Waarom horen broedplaatsen en scienceparks bij een kenniseconomie?

Slide 16 - Open question

This item has no instructions

Hoe kun je het effect van een sciencepark op de economie van een stad meten?
A
Hoeveel mensen in het sciencepark werken.
B
Aandeel beroepen in de creatieve sector van de stad.
C
Het type bedrijven dat zich vestigt in het park.
D
Aandeel in de groei van de stadseconomie.

Slide 17 - Quiz

This item has no instructions

Een sciencepark tref
je meestal aan in
de buurt van een ...
A
grote stad
B
universiteit
C
snelweg
D
industrieterrein

Slide 18 - Quiz

This item has no instructions

Waarom willen bedrijven graag bij elkaar zitten op een sciencepark?

Slide 19 - Open question

This item has no instructions

Goedkope bedrijfsruimten voor allerlei vernieuwende en artistieke bedrijven.
A
gentrificatie
B
sciencepark
C
fabriekshal
D
broedplaats

Slide 20 - Quiz

This item has no instructions

Wat is ruimtelijke ordening?
A
Alles wat met de beschikbare ruimte te maken heeft
B
Alles waar ruimte voor nodig is
C
Alles wat met ruimtevaart te maken heeft
D
Alles wat met opruimen te maken heeft

Slide 21 - Quiz

This item has no instructions

Voor wie is het bestemmingsplan bedoeld?
A
Voor iedereen in de gemeente
B
Voor de politiek
C
Voor mensen die in de gemeente komen wonen
D
Voor de grote groep ouderen

Slide 22 - Quiz

This item has no instructions

de gele kleur is van
A
winkels
B
wonen
C
maatschappelijk
D
groen

Slide 23 - Quiz

This item has no instructions

Ministerie van verkeer en waterstaat
Gemeente
Plan met alle details
Plan met alleen de grote lijnen
Ruimtelijke Ordening
Bestemmingsplan

Slide 24 - Drag question

This item has no instructions

Er zijn drie schaalniveaus in het openbaar bestuur van Nederland: Rijk, provincie, gemeente. Maak de juiste combinaties tussen de zinnen over ruimtelijke ordening en het schaalniveau dat ervoor verantwoordelijk is.
Provincie
Rijk
Gemeente
Nationaal park Utrechtse Heuvelrug
Windmolens plaatsen in Utrecht
Aantal bedrijventerreinen in Utrecht

Slide 25 - Drag question

This item has no instructions

Wat is gentrification?
A
Het proces waarbij verschillende mensen meer gaan samenwerken.
B
Het proces van sanering en nieuwbouw
C
Het proces waarbij mensen met een hoger inkomen in een armere wijk komen wonen.
D
Het opknappen van een wijk

Slide 26 - Quiz

This item has no instructions

Wat is een voordeel van stadsvernieuwing?
A
Er worden geen huurhuizen gebouwd.
B
In de nieuwe woningen komen alleen inwoners van buiten de wijk.
C
De winkels in de wijk gaan dicht.
D
Voor de oude huizen komen betaalbare, nieuwe woningen terug.

Slide 27 - Quiz

This item has no instructions

Leidsche Rijn is een VINEX-Locatie.
Noem twee ruimtelijke kenmerken van Vinexlocaties.

Slide 28 - Open question

This item has no instructions

Wat is een nadeel van gentrificatie?

Slide 29 - Open question

This item has no instructions

Wat is geen nadeel van stadsvernieuwing?
A
De overlast van slopen en bouwen duurt meestal een aantal jaren.
B
Er zijn verkeersomleidingen door de bouw.
C
Inwoners moeten verhuizen.
D
Voor de oude woningen komen betaalbare nieuwe huizen terug.

Slide 30 - Quiz

This item has no instructions

Het groeikernen beleid had als doel
A
de suburbanisatie te stoppen
B
voorkomen dat het platteland helemaal werd volgebouwd
C
de suburbanisatie te bevorderen
D
re-urbanisatie op gang te brengen

Slide 31 - Quiz

This item has no instructions

Wat is herstructurering?
A
Een wijk die na 1995 is gebouwd in opdracht van de overheid.
B
Het opknappen van bestaande gebouwen.
C
Het bouwen van nieuwe woningen binnen bestaande bebouwing.
D
Het opknappen en vernieuwen van verouderde gebieden in een stad.

Slide 32 - Quiz

This item has no instructions

Herstructurering beoogt
A
Een betere woonomgeving.
B
Inwoners uit een anders economische klasse.
C
Modernere/betere huizen voor de bewoners.
D
Meer ruimte voor parkeren in de voorheen nauwe straten.

Slide 33 - Quiz

This item has no instructions


A
Bewonerskenmerk
B
Buurtprofiel
C
Buurtvoorziening
D
Woningkenmerk

Slide 34 - Quiz

This item has no instructions


A
Bewonerskenmerk
B
Buurtprofiel
C
Buurtvoorziening
D
Woningkenmerk

Slide 35 - Quiz

This item has no instructions

Een buurtprofiel
let op ... (meerdere antwoorden zijn juist!
A
bewonerskenmerken
B
suburbanisatie
C
woningkenmerken
D
woonomgeving

Slide 36 - Quiz

This item has no instructions

Welke bewoners- en woningkenmerken uit het buurtprofiel passen bij de wijk op de foto?
A
relatief veel koopwoningen, goede staat van onderhoud, relatief hoge inkomens,
B
veel sociale huurwoningen, veel gezinnen met kinderen, hoog percentage eengezinswoningen
C
veel sociale huurwoningen, hoog percentage inwoners met een migratieachtergrond, slechte staat van onderhoud
D
relatief lage inkomens, veel gezinnen met kinderen, hoog percentage inwoners met een westerse migratieachtergrond

Slide 37 - Quiz

This item has no instructions

Wat is subjectieve veiligheid?
A
ik erger me niet aan vandalisme
B
de gemeente snoeit de struiken voor de veiligheid
C
er worden hier 50 fietsen per week gestolen
D
de stoeptegels worden regelmatig rechtgelegd

Slide 38 - Quiz

This item has no instructions

'Vorig jaar zijn in wijk X 44 aangiften gedaan van autodiefstal. Het gaat hier om...
A
Subjectieve veiligheid
B
Objectieve veiligheid
C
Beide
D
Geen van beide

Slide 39 - Quiz

This item has no instructions

Om de leefbaarheid te verbeteren wordt er soms gekozen voor het neerzetten van extra lantaarnpalen.

Vergroot dit vooral de objectieve of subjectieve veiligheid?
A
objectieve
B
subjectieve

Slide 40 - Quiz

This item has no instructions

renovatie
vinex-wijk
nieuwbouw
saneren
opvullen
wooncapaciteit sijgt
oude wijk
afname woningdichtheid
nieuwbouw
Randstad
besparing open ruimte
aanpassen
Huur stijgt

Slide 41 - Drag question

This item has no instructions

Sociale cohesie is
A
De samenhang tussen mensen
B
De manier waarop mensen naar armoede kijken
C
De verschillen tussen groepen
D
De bevolkingsdichtheid in een stad

Slide 42 - Quiz

This item has no instructions

Slide 43 - Link

This item has no instructions