2.4 DNA: het besturingssysteem van de cel

2.4 DNA: het besturingssysteem van de cel
1 / 33
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

This lesson contains 33 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

time-iconLesson duration is: 100 min

Items in this lesson

2.4 DNA: het besturingssysteem van de cel

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

 "DNA vertelt ons hoe we zijn, niet wie we zijn." Francis Crick
Wat denk je dat hij daarmee bedoelde?

Slide 2 - Slide

Francis Crick (Northampton, 8 juni 1916 – San Diego, 28 juli 2004) was een Engelse natuurwetenschapper, die bekend is geworden als een van de ontdekkers van de structuur van het DNA.
DNA
Kern
Cel
Chromosoom
Gen

Slide 3 - Drag question

This item has no instructions

Je hebt 2 meter DNA
in elke cel
DNA is een molecuul

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

DNA Desoxyribonucleïnezuur
Nucleotiden zijn de bouwsteen van DNA: 
fosfaatgroep - suiker (desoxyribose)- stikstofbase. 

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Waaruit bestaat een nucleotide?
A
Uit DNA
B
Uit een stikstofbase en een desoxyribosemolecuul
C
Uit een stikstofbase, een desoxyribosemolecuul en een aminozuur
D
Uit een stikstofbase, een desoxyribosemolecuul en een fosfaatgroep

Slide 6 - Quiz

This item has no instructions

Slide 7 - Video

This item has no instructions

Onthouden
DNA heeft de 'letters' AGTC
RNA heeft de 'letters' AGUC
A op DNA -> U op RNA
T op DNA -> A op RNA
etc

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Bij het MAKEN van RNA worden de twee strengen van het DNA uit elkaar gehaald. Hierop worden de ... van het RNA bevestigd.
Wat moet er op de stippellijn staan?
A
nucleotiden
B
basen
C
puzzelstukjes
D
aminozuren

Slide 12 - Quiz

This item has no instructions

Welk stuk RNA moet er bij de transcriptie van dit DNA gemaakt worden?
Kies de goede. 
C
C
A
T
G
C
C
A
U
G
G
G
T
A
C
G
G
U
A
C

Slide 13 - Drag question

This item has no instructions

En: 
In deze tabel kan je zien welk groepje van 3 letters op het RNA overeenkomt met welk aminozuur (in het eiwit).
Dus als er staat: AUG in het RNA, dan wordt het aminouur Met ingebouwd

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Hoeveel basen van het RNA vormen samen de code voor één aminozuur in een eiwit?
A
1
B
3
C
9
D
1000

Slide 16 - Quiz

This item has no instructions

En: 
In deze tabel kan je zien welk groepje van 3 letters op het RNA overeenkomt met welk aminozuur (in het eiwit).
Dus als er staat: AUG in het RNA, dan wordt het aminouur Met ingebouwd

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Heeft een huidcel hetzelfde DNA als een spiercel?
A
ja
B
nee

Slide 19 - Quiz

This item has no instructions

Specialisatie van cellen houdt in, dat cellen...
A
hun DNA veranderen
B
een speciale functie krijgen
C
gaan delen

Slide 20 - Quiz

This item has no instructions

Slide 21 - Slide

This item has no instructions

Slide 22 - Video

This item has no instructions

0

Slide 23 - Video

This item has no instructions

BINAS!

Slide 24 - Slide

This item has no instructions

In welke BINAS tabel staan de verschillende aminozuren?

Slide 25 - Open question

This item has no instructions

In welke BINAS tabel staat een plaatje van DNA / RNA?

Slide 26 - Open question

This item has no instructions

In welke BINAS tabel vind je de tabel met de RNA code?

Slide 27 - Open question

This item has no instructions

In welke BINAS tabel vind je de celcyclus?

Slide 28 - Open question

This item has no instructions

BINAS
de volgende opgaven kan je met de BINAS oplossen

Slide 29 - Slide

This item has no instructions

Het startcodon op het RNA (waar het ribosoom begint te lezen) is:
A
AUG
B
TAC
C
AUC
D
AAA

Slide 30 - Quiz

This item has no instructions

Een stukje RNA (ergens in het midden) is als volgt:
ACU GUC GGU
Welke aminozuren worden aan elkaar gekoppeld?
A
Thr Val Arg
B
Thr Ser Gly
C
Phe Ser Gly
D
Thr Val Gly

Slide 31 - Quiz

This item has no instructions

Wanneer op de ene streng van DNA:
A T T G G C G A T
staat, wat staat er dan op de andere streng?
A
ATTGGCGAT
B
TAACCGCTA
C
UAACCGCUA
D
TUUCCGCTU

Slide 32 - Quiz

This item has no instructions

Noem twee verschillen tussen DNA en RNA

Slide 33 - Open question

This item has no instructions