N2Ma_ne_week 24_H4_Grammatica en Spelling

Donderdag, 11 juni 2020
Doel:

  • je herhaalt de grammatica bijvoeglijke bepaling
  • je kunt onbepaalde voornaamwoorden herkennen
  • je kunt/weet:
    - wanneer je een puntkomma moet gebruiken
    - hoe je een citaat moet weergeven
1 / 43
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

This lesson contains 43 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Donderdag, 11 juni 2020
Doel:

  • je herhaalt de grammatica bijvoeglijke bepaling
  • je kunt onbepaalde voornaamwoorden herkennen
  • je kunt/weet:
    - wanneer je een puntkomma moet gebruiken
    - hoe je een citaat moet weergeven

Slide 1 - Slide

De bijvoeglijke bepaling

Mijn favoriete docent vertelt een heel spannend verhaal. 

Wat zijn de bijvoeglijke bepalingen?

Slide 2 - Slide

Hoe vind je de bijvoeglijke bepaling?

  1. Zet streepjes tussen de zinsdelen
  2. Zoek van elk zinsdeel het belangrijkste zelfstandig naamwoord ( = kern)
  3. Noteer de woorden die extra informatie geven over dat zelfstandig naamwoord.
    Dat zijn de bijvoeglijke bepalingen! 

Slide 3 - Slide

De oude man wandelde door het erg rustige park.

Slide 4 - Open question

De beroemde archeoloog vond een eeuwenoude nederzetting.

Slide 5 - Open question

Mijn lieve moeder viert haar verjaardag in het prachtige, warme Spanje.

Slide 6 - Open question

Hoe formuleer je de bijvoeglijke bepaling op papier?
Doe het voor bij deze zin:
De hele klas had een ruime voldoende voor de extreem moeilijke toets.

Slide 7 - Open question

Heb je de opdrachten op NN Online gemaakt?
  • Heb je hierover vragen? 




We gaan nu door naar Woordsoorten!
Let op: welk woord hoort er niet bij?

Slide 8 - Slide

Zoek de valse
A
de
B
deze
C
een
D
het

Slide 9 - Quiz

Zoek de valse
A
misschien
B
wat
C
welke
D
wie

Slide 10 - Quiz

Zoek de valse
A
gebouwen
B
verbouwen
C
verhuizen
D
wonen

Slide 11 - Quiz

Zoek de valse
A
eerste
B
dertig
C
tweeling
D
veel

Slide 12 - Quiz

Zoek de valse
A
ik
B
mij
C
mijn
D
wij

Slide 13 - Quiz

Zoek de valse
A
Ron
B
iemand
C
mens
D
opa

Slide 14 - Quiz

Aanwijzend voornaamwoord

Slide 15 - Mind map

vragend voornaamwoord

Slide 16 - Mind map

persoonlijk voornaamwoord

Slide 17 - Mind map

bezittelijk voornaamwoord

Slide 18 - Mind map



Onbepaald voornaamwoord
Een onbepaald voornaamwoord verwijst naar iets vaags.

Dat kunnen personen of dingen zijn.

Slide 19 - Slide

onbepaald voornaamwoord

Slide 20 - Mind map

zinsdelen
woordsoorten
onderwerp
lijdend voorwerp
persoonsvorm
meewerkend voorwerp
gezegde
bijwoordelijke bepaling
zelfstandig naamwoord
bijvoeglijk naamwoord
onbepaald voornaamwoord
voorzetsel
voornaamwoord

Slide 21 - Drag question

Voor de volgende les...
(Let op! Dat is 9/6!!)
  • Heb je deze LessonUp les zelfstandig   afgemaakt
  • Heb je op NN Online de volgende   opdrachtem gemaakt:
     - Grammatica Woordsoorten 2 t/m 4
     - Spelling 2, 3, 5 en 7 t/m 9


  • Donderdag 18/6 proefwerk H4!

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Slide

Wat is waar?
A
Marieke zei 'dat ze graag met hem naar de bioscoop wilde.'
B
Marieke zei dat ze graag met hem naar de bioschoop wilde.
C
Marieke zei: dat ze graag met hem naar de bioscoop wilde.
D
Marieke zei ik wil graag met hem naar de bioscoop.

Slide 26 - Quiz

Wat is waar?
A
Jochem zei ‘Dat is helemaal niet waar, zoiets zou ik nooit doen.’
B
Jochem zei: Dat is helemaal niet waar Zoiets zou ik nooit doen!
C
Jochem zei: ‘Dat is helemaal niet waar. Zoiets zou ik nooit doen.’
D
Jochem zei, 'Dat is helemaal niet waar. Zoiets zou ik nooit doen'.

Slide 27 - Quiz

Slide 28 - Slide

Slide 29 - Slide

Slide 30 - Slide

Slide 31 - Slide

Geef per zin steeds aan of die zin in de 
directe rede of indirecte rede staat.

Slide 32 - Slide

De boze stiefmoeder vroeg aan de spiegel wie de mooiste van het land is.

A
directe rede
B
indirecte rede

Slide 33 - Quiz

De spiegel antwoordde: "U bent de mooiste van het land."

A
directe rede
B
indirecte rede

Slide 34 - Quiz

"Breng Sneeuwwitje naar het bos en dood haar!" sprak de boze koningin.


A
directe rede
B
indirecte rede

Slide 35 - Quiz

De jager zei tegen Sneeuwwitje dat ze ver weg moest lopen.



A
directe rede
B
indirecte rede

Slide 36 - Quiz

De dwergen vroegen verbaasd: "Wie heeft er soep voor ons gekookt?“



A
directe rede
B
indirecte rede

Slide 37 - Quiz

Sneeuwwitje zei dat zij dat had gedaan.



A
directe rede
B
indirecte rede

Slide 38 - Quiz

De dwergen riepen dat ze er erg blij mee waren.



A
directe rede
B
indirecte rede

Slide 39 - Quiz

"Als je wilt, mag je bij ons blijven wonen." zeiden de dwergen.




A
directe rede
B
indirecte rede

Slide 40 - Quiz

"Dat wil ik heel graag." antwoordde Sneeuwwitje.





A
directe rede
B
indirecte rede

Slide 41 - Quiz

En de dwergen zeiden dat ze heel goed op Sneeuwwitje zouden passen.






A
directe rede
B
indirecte rede

Slide 42 - Quiz

Je bent klaar met deze les!

Vergeet de opdrachten op NN Online niet te maken!

Als je vragen over de lesstof hebt, hoor ik het graag :-)

Slide 43 - Slide