De GGD en KGV

Priemontbindingen, grootste gemeenschappelijke deler en kleinste gemeenschappelijk veelvoud
Grootste gemeenschappelijke deler 
en 
Kleinste gemeenschappelijke veelvoud 
1 / 40
next
Slide 1: Slide
WiskundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 40 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Priemontbindingen, grootste gemeenschappelijke deler en kleinste gemeenschappelijk veelvoud
Grootste gemeenschappelijke deler 
en 
Kleinste gemeenschappelijke veelvoud 

Slide 1 - Slide

Geen zorgen
Deze GGD heeft niets te maken met prikken, testen of andere vervelende dingen!

Slide 2 - Slide

Deze les
Herhalen we de rekenvolgorde
Delen we antwoordboekjes uit
Krijg je uitleg over de GGD en de KGV
Ga je aan de slag
Krijg je uitleg over breuken
Ga je aan de slag
Evalueren we de les

Slide 3 - Slide

De rekenvolgorde toepassen

Hoe Moeten Wij Van De Onvoldoendes Afkomen:
1.   Haakjes 
2.  Machten/ Worteltrekken
3.  Vermenigvuldigen/ Delen             
4.  Optellen/ Aftrekken 

We rekenen altijd van links naar rechts!

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Lesdoel
Aan het eind van de les ken ik de rekenvolgorde uit mijn hoofd.
Aan het eind van de les kan ik de rekenvolgorde toepassen
Aan het eind van de les kan ik uitleggen wat de GGD is.
Aan het eind van de les kan ik uitleggen wat de KGV is
Aan het eind van de les kan ik de GGD en KGV vinden. 


Slide 6 - Slide

Natuurlijke getallen
0, 1, 2, 3, 4, ..... heten natuurlijke getallen.
Er is geen grootste natuurlijk getal. Ook 512 is een natuurlijk getal evanals 983.007

Slide 7 - Slide

natuurlijke delers
Echte delers
  • Gehele getallen
  • 6 is deelbaar door: 
  • 1, 2, 3 en 6 

Slide 8 - Slide

priemontbinding
Priemontbinding 
  • Priemgetallen
  • Alleen deelbaar door 1 en zichzelf
  • Denk aan 2, 3, 5, 7, 11, 13, ....

Slide 9 - Slide

priemontbinding
Priemontbinding 
  • Priemgetallen
  • Alleen deelbaar door 1 en zichzelf
Elk ander getal kan geschreven worden als twee of meer priemgetallen
42 = 2 x 3 x 7

Slide 10 - Slide

Echte delers
  • Schrijf alle delers van 24 in je schrift
  • Schrijf alle delers van 30 in je schrift
  • Wat is de grootste gemeenschappelijke deler van 24 en 30
  • Dit schrijven we als ggd(24,30)
  • Wat is de ggd (12,20)?

Slide 11 - Slide

Wat is de ggd?
Wat is de GGD?
  • Grootse gemeenschappelijke deler tussen twee getallen
  • De delers van 10 zijn: 1 en 5
  • De delers van 15 zijn: 3 en 5
  • De ggd is dan dus 5
  • Notatie: ggd(10 , 15 ) = 5

Slide 12 - Slide

Wat is de KVG?
Wat is de KGV?
  • Het kleinste gemeenschappelijke veelvoud tussen twee getallen
  • Veelvouden van 6 zijn: 6, 12, 24, 30, 42, 48, ...
  • Veelvouden van 8 zijn: 8, 16, 24, 32, 40, 48, ...
  • Het kgv is dus: 24 
  • Notatie: kgv (6 , 8) = 24
  • Let op: het gaat om het kleinste gemeenschappelijke getal! 

Slide 13 - Slide

Hoe bereken je beide?
Berekenen van de ggd en kgv bij grote getallen
Ggd (30, 64) = ?

Priemontbinding 30: 2 x 3 x 5
Priemontbinding 64: 2 x 2 x 2 x 2 x 2 x 2 
Overeenkomend getal: 2 

Ggd (30, 64) = 2

Slide 14 - Slide

Hoe bereken je beide?
Berekenen van de ggd en kgv bij grote getallen
Kgv (6 , 30) = ?

Priemontbinding 6: 2 x 3
Priemontbinding 30: 2 x 3 x 5 
Vermenigvuldig alle verschillende delers: 2 x 3 x 5 = 30

Kgv (6 , 30) = 30

Slide 15 - Slide

Bij de ggd gaat het dus over de overeenkomende getallen van de priemontbinding

Bij de kgv gaat het dus om de verschillende getallen van de priemontbinding 

Slide 16 - Slide

Wat is de priemontbinding van 24?
A
3 x 8
B
2 x 2 x 2 x 3
C
2 x 2 x 6
D
2 x 12

Slide 17 - Quiz

Wat is de ggd van 15 en 25?
A
3
B
1
C
5
D
25

Slide 18 - Quiz

Wat is de kgv van 4 en 6?
A
12
B
24
C
36
D
60

Slide 19 - Quiz

Wat is ggd(6 , 10) ?
A
60
B
6
C
3
D
2

Slide 20 - Quiz

Wat is kgv (10 , 12)?
A
60
B
120
C
2
D
12

Slide 21 - Quiz

Aan de slag met: 15 t/m 25

  • We werken de eerste 10 minuten zelfstandig
  • Je mag niet praten
  • Je stelt geen vragen
  • Na 10 minuten heb je een vraag? Steek dan je vinger op.
timer
10:00

Slide 22 - Slide

Lesdoel
Kennen:                  
- Regels voor het rekenen met breuken

Kunnen:
- Breuken vereenvoudigen
- Breuken optellen en aftellen

Slide 23 - Slide

2.3: Breuken
  • Hoeveel blokjes heeft het linker plaatje in totaal?
  • Hoeveel ingekleurde blokjes heeft het linker plaatje?
  • Welke breuk hoort bij het linker plaatje?
  • En bij het rechter plaatje?

Slide 24 - Slide

2.3 Breuken
Breuken vereenvoudigen

Voorbeeld 1:


Voorbeeld 2:


Voorbeeld 3:
6212
512
6036

Slide 25 - Slide

2.3 Breuken
Breuken vereenvoudigen

Voorbeeld 1:


Voorbeeld 2:


Voorbeeld 3:
6212=316
512=252
6036=53

Slide 26 - Slide

Breuken met dezelfde noemer
Voorbeeld 4: 


Voorbeeld 5: 

91+93
72+74

Slide 27 - Slide

2.3 Breuken optellen
Het bovenste getal bij een breuk heet de teller 
en het onderste getal heet de noemer.


Slide 28 - Slide

 Verschillende noemer
Breuken gelijknamig maken:
Vermenigvuldig de noemers met elkaar, dat wordt dan je nieuwe noemer.
Het getal waarmee je de noemer in de breuk vermenigvuldigt, daarmee moet je ook de teller in diezelfde breuk vermenigvuldigen.
65+83=
4351=

Slide 29 - Slide

Breuken gelijknamig maken
Het doel van gelijknamig
maken is om een gelijke
noemer te krijgen. Alleen
breuken met een gelijke noemer
kunnen bij elkaar opgeteld en 
afgetrokken worden.


Slide 30 - Slide

Breuken gelijknamig maken
532+117=

Slide 31 - Slide

Breuken gelijknamig maken
532+117=
533...+33...=

Slide 32 - Slide

Breuken gelijknamig maken
532+117=
533...+33...=
53322+3321=

Slide 33 - Slide

Breuken gelijknamig maken
532+117=
533...+33...=
53322+3321=
53343=

Slide 34 - Slide

Breuken gelijknamig maken
532+117=
533...+33...=
53322+3321=
53343=
63310

Slide 35 - Slide

Breuken optellen/aftrekken
Wanneer de breuken gelijknamig zijn,
mag je de tellers optellen.
De noemers blijven gelijk.


Slide 36 - Slide

Aan de slag
Maken opdracht 15 tot en met 34
Vergeet je huiswerk niet na te kijken!
Succes

Slide 37 - Slide

Hoe vond je de les?
😒🙁😐🙂😃

Slide 38 - Poll

Wat is iets nieuws dat je vandaag hebt geleerd?

Slide 39 - Open question

Welke tip heb je voor de volgende les?

Slide 40 - Open question