H2.1 en H2.2 Stof eigenschappen en formules

• Natuurkunde / Scheikunde
• Middelbare school
• mavo, havo
• Leerjaar 2

Uitleg les §2.1 en 2.2

2.1 Stofeigenschappen

 

Leerdoelen van 2.1

1. Je kunt een stof herkennen aan de stofeigenschappen.
2. Je weet wat kamertemperatuur is.
3. Je weet wat smeltpunt en kookpunt betekenen.
4. Je kunt opzoeken wat de fase van een stof is bij kamertemperatuur.

Wat zijn stofeigenschappen?

Benoem de vier stofeigenschappen.

Welke stofeigenschappen zijn er?

Voorbeelden van stofeigenschappen:

• kleur
  
• geur
• smaak 
• fase bij kamertemperatuur 

• smeltpunt en kookpunt
• brandbaarheid 
• ontbrandingstemperatuur
• geleiding
• dichtheid
• wel of niet magnetisch

https:

verdampen

condenseren

stollen

smelten

rijpen

sublimeren

gas

vloeibaar

vast

Leerdoelen van 2.1

1. Je kunt een stof herkennen aan stofeigenschappen.
2. Je weet wat kamertemperatuur is.
3. Je weet wat smeltpunt en kookpunt betekenen.
4. Je kunt opzoeken wat de fase van een stof is bij kamertemperatuur.

2.2 - Werken met formules

Werken met formules

Leerdoelen van 2.2

1. Je kunt werken met formules volgens het stappenplan.
2. Je noteert altijd de eenheid achter getallen.
3. Je kunt met piramideformules werken.

Hoe kan ik de oppervlakte van dit tafelblad berekenen?

Woordformule

Een woordformule beschrijft in woorden hoe je iets uitrekent.

Om bijv. de oppervlakte te berekenen, gebruik je de woordformule:

oppervlakte = lengte x breedte

Zoek op: Wat is de woordformule voor het berekenen van de afstand?

3 m²

1 m

? m

Oppervlakte = lengte x breedte

Formule ombouwen

oppervlakte = lengte x breedte

lengte = oppervlakte : breedte

breedte = oppervlakte : lengte

Symboolformule

In plaats van woorden zet je nu de symbolen van de grootheden neer.

A = l x b

l = A : b

b = A : l

A

l

b

Zoek op: Wat is symboolformule voor het berekenen van druk?

Berekening uitvoeren

Uitvoeren van een berekening

Altijd via deze stappen

1. Gevraagd?

2. Gegevens?

3. Formule

4. Berekening

5. Antwoord + eenheid

Voorbeeldopgave 2

Je kan/moet in je werkboek meeschrijven op blz. 31.

Een grasveld heeft een lengte van 50 meter en een breedte van 70 meter. Bereken hoe groot het oppervlakte van dit grasveld is. 

Voorbeeldopgave 2

Een grasveld heeft een lengte van 50 meter en een breedte van 70 meter. Bereken hoe groot het oppervlakte van dit grasveld is. 

1. Het oppervlakte

Voorbeeld - Gevraagd

Een grasveld heeft een lengte van 50 meter en een breedte van 70 meter. Bereken hoe groot het oppervlakte van dit grasveld is. 

1. oppervlakte grasveld

2. lengte = 50 m, breedte = 70 m

Voorbeeld - Gegevens

Een grasveld heeft een lengte van 50 meter en een breedte van 70 meter. Bereken hoe groot het oppervlakte van dit grasveld is. 

1. oppervlakte grasveld
2. lengte = 50 m, breedte = 70 m

3. oppervlakte = lengte x breedte

Voorbeeld - Formule

Een grasveld heeft een lengte van 50 meter en een breedte van 70 meter. Bereken hoe groot het oppervlakte van dit grasveld is. 

1. oppervlakte grasveld
2. lengte = 50 m, breedte = 70 m

3. oppervlakte = lengte x breedte

4. oppervlakte = 50 m x 70 m

Voorbeeld - Berekening

Een grasveld heeft een lengte van 50 meter en een breedte van 70 meter. Bereken hoe groot het oppervlakte van dit grasveld is. 

1. oppervlakte grasveld
2. lengte = 50 m, breedte = 70 m

3. oppervlakte = lengte x breedte

4. oppervlakte = 50 m x 70 m

5. oppervlakte = 3500 m²

Voorbeeld - Antwoord + eenheid

Zet de stappen van een berekening in de juiste volgorde

Stap 1

Stap 2

Stap 3

Stap 4

Stap 5

Formule

Berekening

Gegevens

Gevraagd

Antwoord

Eenheid

Laat met een berekening zien hoeveel liter water er in deze balk past.

Deze tafel heeft een oppervlakte van 15000 cm2. De breedte van de tafel is 80 cm. Laat met een berekening (volledig!!!) zien wat de lengte is. 

Leerdoelen van 2.2

1. Je kunt werken met formules volgens het stappenplan.
2. Je noteert altijd de eenheid achter getallen.
3. Je kunt met piramideformules werken.