persoonlijke en bezittelijke voornaamwoorden

Nederlands
Persoonlijk en bezittelijk voornaamwoord 
1 / 11
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 2

This lesson contains 11 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Nederlands
Persoonlijk en bezittelijk voornaamwoord 

Slide 1 - Slide

Wat gaan we doen?

1. Leerdoel vandaag
2. Uitleg par. 4: pers. en bez. vnw
3. Aan de slag, klaar? Leesboek
4. Afsluiting les

Slide 2 - Slide

Herhaling
Enkelvoudige zin

Samengestelde zin

Voegwoorden

Slide 3 - Slide

Lesdoel van vandaag
-Je kunt persoonlijke en bezittelijke voornaamwoorden herkennen.
-Je weet het verschil tussen de twee voornaamwoorden. 

Slide 4 - Slide

Wat is een persoonlijk voornaamwoord?

Slide 5 - Slide

Wat is het bezittelijk voornaamwoord?
Het bezittelijk voornaamwoord geeft aan van wie iets is.


Het is haar Fatbike. 

Slide 6 - Slide

Persoonlijk of bezittelijk?
Het is haar fatbike.
Die fatbike is van haar.

Slide 7 - Slide

Mijn fiets is gestolen.

Mijn=
A
persoonlijk voornaamwoord
B
bezittelijk voornaamwoord
C
voorzetsel
D
bijvoeglijk naamwoord

Slide 8 - Quiz

Welke van de onderstaande voorbeelden bevat een persoonlijk voornaamwoord?
A
Jouw verhaal
B
Het verhaal van jou
C
Onze telefoon
D
Geef elkaar een hand

Slide 9 - Quiz

Het woord:
JOUW
is een
A
persoonlijk voornaamwoord
B
vragend voornaamwoord
C
wederkerend voornaamwoord
D
bezittelijk voornaamwoord

Slide 10 - Quiz

Aan de slag
Je maakt opdracht 1 t/m 5 van blz. 206 

Je werkt 15 min in stilte

Klaar? Pak je leesboek

Slide 11 - Slide