1KM Woordsoorten (lw, zn, bn, ww) L1

Taal les
Wie heeft er een telefoon of laptop mee?
timer
1:00
1 / 27
next
Slide 1: Slide
NederlandsBasisschoolGroep 6

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Taal les
Wie heeft er een telefoon of laptop mee?
timer
1:00

Slide 1 - Slide

Wat gaan we doen?
  • LessonUp woordsoorten

Slide 2 - Slide

Lesdoelen

  • Ik kan de volgende woordsoorten in een tekst herkennen:

* lidwoord

* zelfstandig naamwoord

* bijvoeglijk naamwoord

* voorzetsel

timer
1:00

Slide 3 - Slide

Lidwoorden
De kleine woorden voor een zelfstandig naamwoord:

de, het, een

Slide 4 - Slide

Zelfstandig naamwoord
Woord dat je in één keer snapt, het kan op zichzelf staan
je kan er een lidwoord voorzetten.

Slide 5 - Slide

Bijvoeglijk naamwoord
Voegt iets bij een zelfstandig naamwoord, daardoor wordt het duidelijker.

Slide 6 - Slide

Werkwoorden
Doewoord,
deze woorden kunnen veranderen afhankelijk over wie het gaat.
Je kan er "ik, hij, wij, zij, jullie" voor zetten.
bekendste vorm: persoonsvorm.

Slide 7 - Slide

Wat zijn lidwoorden?
A
de, het , een
B
slimme, mooie, rode
C
fiets, boek, volleybal
D
lopen, werken, denken

Slide 8 - Quiz

Wat zijn werkwoorden?
A
de, het , een
B
slimme, mooie, rode
C
fiets, boek, volleybal
D
lopen, werken, denken

Slide 9 - Quiz

Wat zijn zelfstandige naamwoorden?
A
de, het , een
B
slimme, mooie, rode
C
fiets, boek, volleybal
D
lopen, werken, denken

Slide 10 - Quiz

wat zijn bijvoeglijke naamwoorden?
A
de, het , een
B
slimme, mooie, rode
C
fiets, boek, volleybal
D
lopen, werken, denken

Slide 11 - Quiz

De slimme leerling snapt het niet.
Welk woord is het lidwoord?
A
de
B
slimme
C
het
D
leerling

Slide 12 - Quiz

De slimme leerling snapt het niet.
Welk woord is het zelfstandig naamwoord?
A
slimme
B
leerling
C
snapt
D
de

Slide 13 - Quiz

De slimme leerling snapt het niet.
Welk woord is het bijvoeglijk naamwoord?
A
de
B
leerling
C
snapt
D
slimme

Slide 14 - Quiz

De slimme leerling snapt het niet.
Welk woord is het werkwoord?
A
snapt
B
de
C
leerling
D
slimme

Slide 15 - Quiz

Slide 16 - Link

Je vindt de persoonsvorm op drie manieren
• Je maakt een vraagzin van de zin 
•de tijd waarin de zin staat veranderen 
• enkelvoud/meervoud veranderen

Slide 17 - Slide

Een persoonsvorm is altijd een:

werkwoord!
Je kan het woord dus vervoegen. Ik, hij, wij ervoor zetten.

Slide 18 - Slide

Hoe heet het belangrijkste werkwoord uit de zin?
A
doewoord
B
persoonsvorm
C
onderwerp
D
lidwoord

Slide 19 - Quiz

Er zijn drie manieren om de persoonsvorm te vinden, welke is NIET juist?
A
Vraagzin van maken
B
Tijd veranderen
C
Voorste woord kiezen
D
Hoeveelheid veranderen

Slide 20 - Quiz

Wat is een persoonsvorm altijd?
A
Lidwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
bijvoeglijk naamwoord
D
werkwoord

Slide 21 - Quiz

De slimme leerling snapt de vraag.

Welk woord is de pv?
A
slimme
B
snapt
C
vraag
D
De

Slide 22 - Quiz

Hoe oud ben jij?

Wat is de pv?
A
Hoe
B
jij
C
oud
D
ben

Slide 23 - Quiz

Voor straf werden van de drieëndertig mannen hun baarden afgeschoren.

wat is de pv?
A
afgeschoren
B
mannen
C
straf
D
werden

Slide 24 - Quiz

Zelfstandig werken 

Ga naar Numo. 

Ga naar taken.

Maak de volgende taken:

  • Grammatica woordsoorten - zelfstandig naamwoord en lidwoord
  • Grammatica woordsoorten - bijvoeglijk naamwoord

Je werkt vandaag en woensdag aan deze taken. Mail mij bij problemen!

timer
5:00

Slide 25 - Slide

Huiswerk

Datum: vrijdag 23 april

Doen: 

Werk aan de Pecha Kucha. Deze moet 26 mei af zijn!



Slide 26 - Slide

Slide 27 - Slide