This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
De prijs stijgt. Wat gebeurt er met het aanbod?
A
Neemt af
B
neemt toe
C
verandert niets
D
schiet mij maar lek
Slide 1 - Quiz
De vraag daalt. Wat gebeurt er met de prijs?
A
Die zal dalen
B
Die zal stijgen
C
Er verandert niets
D
Schiet mij maar lek
Slide 2 - Quiz
Er is een slechte aardappeloogst. Wat is een logisch gevolg?
A
De vraag neemt toe
B
De vraag neemt af
C
De aanbodprijs neemt toe
D
We gaan meer ijsjes eten
Slide 3 - Quiz
Er is een grote vraag naar technisch personeel wat doet dat met het salaris van een techneut?
A
Neemt toe
B
Neemt af
C
Er verandert niets
D
Schiet mij maar lek
Slide 4 - Quiz
Er is een economische crisis in Brazilië Economen verkopen hun aandelen. De vraag naar aandelen.....
A
Stijgt
B
Daalt
C
Blijft hetzelfde
D
Verandert in aanbod
Slide 5 - Quiz
De vraaglijn verschuift naar links, dit kan het gevolg zijn van:
A
een hogere koopkracht
B
een prijsstijging
C
een daling van het aantal inwoners
D
het verdwijnen van concurrenten
Slide 6 - Quiz
Stel de functie van de vraaglijn naar cola is: Qv = –15p + 45. Gegeven prijs is € 2,50. Hoeveel blikjes cola worden er verkocht?
A
82.5
B
8
C
9,375
D
7,5
Slide 7 - Quiz
De verandering van Q1 naar Q2 (zie grafiek) kan zijn veroorzaakt door ...
A
een prijsdaling van een substitutiegoed
B
het inkomen daalt
C
een prijsstijging van het goed zelf
D
een vermindering van het aantal vragers
Slide 8 - Quiz
De vraaglijn van een product verschuift niet als....
A
het aantal consumenten stijgt
B
het inkomen daalt
C
de prijs van het product stijgt
D
de behoefte van de consument verandert
Slide 9 - Quiz
De aanbodlijn van een product verschuift niet als....
A
een aantal aanbieders failliet gaan
B
de prijs van het product stijgt
C
de kosten van de aanbieders dalen
D
de overheid heffingen oplegt
Slide 10 - Quiz
Twee beweringen over de aanbodlijn. I. De aanbodlijn verschuift naar rechts als de prijs stijgt. II. De aanbodlijn verschuift naar links als de overheid heffingen oplegt. Welke bewering(en) is/zijn goed?
A
Beide zijn goed
B
I is goed en II is fout
C
I is fout en II is goed
D
Beide zijn fout
Slide 11 - Quiz
Twee beweringen over het aanbod. I. De prijs die een aanbieder minimaal wil ontvangen hangt af van de kosten. II. Naar mate de marktprijs hoger is, wordt er meer aangeboden. Welke bewering(en) is/zijn goed?
A
Beide zijn goed
B
I is goed en II is fout
C
I is fout en II is goed
D
Beide zijn fout
Slide 12 - Quiz
Als de aanbodlijn evenwijdig verschuift naar links, terwijl de vraaglijn evenwijdig verschuift naar rechts, zal zeker .....
A
de evenwichtsprijs stijgen
B
de evenwichtsprijs dalen
C
de verkochte hoeveelheid stijgen
D
de verkochte hoeveelheid dalen
Slide 13 - Quiz
Gegeven de volgende vraag- en aanbodfuncties: Qv = -1,5P + 200 Qa = P - 50 Qa= de aangeboden hoeveelheid in duizenden stuks. Qv= de gevraagde hoeveelheid in duizenden stuks. P = de prijs in euro's per stuk. Bereken de evenwichtsprijs in euro's.
A
P = 60
B
P = 75
C
P = 100
D
P = 125
Slide 14 - Quiz
Gegeven de volgende vraag- en aanbodfuncties in jaar 1: Qv = -1,5P + 200 Qa = P - 50 Qa= de aangeboden hoeveelheid in duizenden stuks. Qv = de gevraagde hoeveelheid in duizenden stuks. P = de prijs in euro's per stuk. In jaar 2 verandert de aanbodfunctie. Deze wordt nu Qa = P - 25. Wat gebeurt er met de evenwichtsprijs?