14-05-2025

¡Bienvenidos!
  • En tu mesa:
  • Libro de texto (= tekstboek)
  • Libro de ejercicios (= werkboek)
  • Cuaderno (= schrift) 
  • iPad --> LessonUp
timer
3:00
1 / 19
next
Slide 1: Slide
SpaansMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

¡Bienvenidos!
  • En tu mesa:
  • Libro de texto (= tekstboek)
  • Libro de ejercicios (= werkboek)
  • Cuaderno (= schrift) 
  • iPad --> LessonUp
timer
3:00

Slide 1 - Slide

Leerdoelen Lección 2
  • Aan het einde van Lección 2 kun je kamers en meubels beschrijven in het Spaans.
  • Aan het einde van Lección 2 kun je hay en no hay in zinnen gebruiken om er is/ligt/staat en er zijn/liggen/staan te zeggen.
  • Aan het einde van Lección 2 kun je een huis en het meubilair beschrijven.
  • Aan het einde van Lección 2 weet je hoe een typisch Spaans huis eruit ziet.

Slide 2 - Slide

Leerdoelen Lección 3
  • aan het einde van Lección 3 kun je een kamer en de meubels in deze kamer beschrijven in het Spaans.
  • Aan het einde van Lección 3 kun je praten over huishoudelijke taken in het Spaans.
  • Aan het einde van Lección 3 kun je praten over een persoonlijke verplichting, hierbij gebruik je tener que + infin.
  • Aan het einde van Lección 3 kun praten over kleuren in het Spaans.  

Slide 3 - Slide

Hoy (= vandaag)
  • La tarea de esta semana
  • El juego de la memoria
  • Lección 3 ¡Tienes qu ordenar tu habitación!

Slide 4 - Slide

Tarea de esta semana
  • Hacer (maken): libro de ejercicios (werkboek) p. 59 ej. 1, 3, 7, 8, 9, 10
  • Estudiar (leren): leren voor de grammaticatoets
timer
1:00

Slide 5 - Slide

El juego de la memoria
  • 30 seconden om de plattegrond zo goed mogelijk te bekijken en zoveel mogelijk woorden op te slaan.
  • Boek dicht
  • 2 minuten om zoveel mogelijk woorden op te schrijven.
  • Wissel van schrift met je buurman/buurvrouw
  • Wie heeft de meeste goede woorden opgeschreven. 
timer
0:30
timer
2:00

Slide 6 - Slide

¡Tienes que ordenar tu habitación!
  • ¿Qué significa el título de esta lección?
  • ¿Hay alguna palabra parecida a ordenar en holandés? 
  • Is er een Nederlands woord dat lijkt op ordenar?
  • ¿Quién puede decir esa frase?

  • Bekijk het plaatje in ejercicio 1 en lees de etiketjes.
timer
1:00

Slide 7 - Slide

Ejercicio 1: describe la habitación
  • ¿Os gusta la habitación de Óscar?
  • (No) me gusta la habitación de Óscar porque ...
  • Me gustan los colores de la habitación de Óscar, me encanta el azul.

Slide 8 - Slide

Ejercicio 1: describe la habitación
  • Kijk nog een keer naar de foto van de kamer van Óscar. Beschrijf de kamer van Óscar en gebruik hierbij de etiketjes die je boven de foto ziet. 
  • En parejas o individual
  • 2 minutos
  • ¿Listo? --> ¿Y cómo es tu habitación? Probeer je eigen kamer te beschrijven door de etiketjes aan te passen.
timer
2:00

Slide 9 - Slide

Ejercicio 1: solución
  • La habitación de Óscar está desordenada, hay un cómic en el suelo y el escritorio es blanco. 

Slide 10 - Slide

¿Y tu habitación?
  • ¿De qué color es ...?
  • ¿Cómo es ...?
  • ¿Es grande/pequeño/blanco tu ...?
  • Vul de bovenstaande vragen aan en stel ze aan elkaar. 
  • Denk aan aantal en geslacht van de woorden 
  • Bv. Mi cama es pequeña y blanca.
  • El escritorio es pequeño y blanco. 

Slide 11 - Slide

Habitaciones en mi casa.
Beschrijf welke kamers er in jouw huis zijn in het Spaans.

Slide 12 - Open question

La habitación
el comedor
el cuarto de baño
la cocina
el balcón
el jardín
el salón
el sofá
el sillón
la cama
la lámpara
la mesilla de noche
la nevera
el váter
la ducha
la tele
la mesa
la silla
el microondas
el armario

Slide 13 - Drag question

¿Y tu habitación?
  • ¿De qué color es ...?
  • ¿Cómo es ...?
  • ¿Es grande/pequeño/blanco tu ...?
  • Vul de bovenstaande vragen aan en stel ze aan elkaar. 
  • Denk aan aantal en geslacht van de woorden 
  • Ejemplo: Mi cama es pequeña y blanca.
  • El escritorio es pequeño y blanco. 
timer
5:00

Slide 14 - Slide

¿Qué tiene que hacer Óscar?
  • ¿Sabes que significa las tareas en los dibujos?
  • Weet je wat de taken in de tekeningen betekenen? 
  • Óscar tiene la obligación de ordenar su habitación:
  • Óscar tiene que ordenar su habitación.
  • ¿Qué tiene que hacer Óscar en su habitación?
  • Óscar tiene que ... 

Slide 15 - Slide

¿Qué tiene que hacer Óscar?
  • Óscar tiene que hacer la cama.
  • Óscar tiene que ordenar la habitación.
  • Óscar tiene que pasar la aspiradora
  • La habitación de Óscar está desordenada: hay ropa y un cómic en el suelo. También tiene que hacer la cama y pasar la aspiradora. 

Slide 16 - Slide

¿Qué más tiene que hacer Óscar?
  • kijk nog een keer naar de foto in ejercicio 1.
  • Wat moet Óscar nog meer doen?
  • Bespreek dit in tweetallen 
  • 3 minuten
  • Beginvraag:
  • ¿Y su escritorio?  
  • ¿Listo? --> ¿Y tú, cómo es tu habitación?
timer
3:00

Slide 17 - Slide

¿Y tú? ¿Qué tareas tienes que hacer?
  • Hoe zat het ook alweer met de vervoeging van tener? 
  • Tener = hebben, tener que = moeten
  • Welke klusjes moet jij in huis doen?
  • Yo en casa tengo que ...
  • Recoger la mesa / sacar al perro / vaciar el lavavajillas (afwasmachine) / comprar el pan / limpiar / planchar (strijken)

Slide 18 - Slide

La próxima vez
  • Lección 3 Tareas domésticas

Slide 19 - Slide