H07 Beleggen

H06 Beleggen
1 / 50
next
Slide 1: Slide
BedrijfseconomieMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 4

This lesson contains 50 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 120 min

Items in this lesson

H06 Beleggen

Slide 1 - Slide

H6 Beleggen
= investeren van geld in obligaties, aandelen, onroerend goed, goud, bitcoins, etc. met als doel om je vermogen te vergroten

T.o.v. een spaarrekening meer risico, wat gecompenseerd wordt door een hoger verwacht rendement (= opbrengst van je geïnvesteerde vermogen)

Slide 2 - Slide

Leerdoelen
- Je kunt uitleggen hoe de inkomensvoorziening er na pensionering uit kan zien
- Je kunt voor- en nadelen benoemen van vrijwillig en verplicht sparen 
- Je kunt de beleggingsmogelijkheden in aandelen, obligaties, beleggingsfondsen en opties beschrijven
- Je kunt het rendement berekenen van de bovenstaande beleggingsmogelijkheden. 

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Video

Inkomen na pensionering 
Inkomen uit arbeid of winst uit onderneming 
AOW
Pensioen
Lijfrente of banksparen
Gewoon sparen (of beleggen)
verplicht 
vrijwillig sparen

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Video

Effectenbeurs
Wat zijn effecten?
  • verhandelbare waardepapieren
  • aandelen, obligaties, opties, participaties beleggingsfondsen

Slide 7 - Slide

hoog
hoog
laag
risico
rendement
aandeel Unilever
obligatie bedrijf
obligatie overheid
sparen
aandeel
Startup

Slide 8 - Drag question

Market of limietorder
Marketorder: aan- of verkoop tegen eerst 
mogelijke koers
Limietorder: alleen uitvoering wanneer vooraf 
vastgestelde koers realiseerbaar is

Kosten aan- en verkopen effecten: provisie

Slide 10 - Slide

Waarden van aandelen
  • Nominale waarde: waarde op het aandeel. Wordt gebruikt om percentage aandeel in stemmen en dividend te kunnen bepalen
  • Emissiekoers: waarde bij eerste plaatsing op de beurs
  • Intrinsieke waarde: eigen vermogen per aandeel
  • Beurskoers: waarde waarvoor je aandeel kunt (ver-)kopen 

Slide 11 - Slide

Rendement
Aandelen: koers- en dividendrendement 
Obligaties: koers- en couponrendement 

Koersrendement = (beurskoers - aankoopkoers)/ aankoopkoers x 100%
Dividendrendement = dividend/beurskoers x 100%
Couponrendement = te ontvangen couponrente /aankoopsom x 100% 

Slide 12 - Slide

Aandelen
Obligaties
Eigen vermogen 
Vreemd vermogen
Vaste rente 
Dividend
Zeggenschap
Renteontwikkeling
Winstontwikkeling

Slide 13 - Drag question

De AOW wordt gefinancierd door middel van het ...-stelsel

Slide 14 - Open question

Theo geeft een aankooporder voor aandelen Shell NV op en stelt een maximum aankoopkoers in van € 25 per stuk. Theo kiest voor een ...
A
Limietorder
B
Marketorder

Slide 15 - Quiz

De waarde op het aandeel
De koers bij eerste uitgifte
De koers waartegen aangekocht kan worden
Emissiekoers
Beurskoers
Nominale waarde

Slide 16 - Drag question

Opgave 6.7

Slide 17 - Slide

Obligatielening 
  • Stukje van een "grote" lening 
  • Uitgegeven door overheden en bedrijven '
  • Vergoeding is couponrente: vast rentepercentage over de nominale waarde van de obligatie. 

Slide 18 - Slide

Rente en obligatiekoers 
De obligatie geeft een vaste rentevergoeding. Is deze vergoeding hoger dan de huidige marktrente dan is deze obligatie ................ aantrekkelijk. 
De vraag naar de obligatie ................, de koers van de obligatie ......

Slide 19 - Slide

Rente en obligatiekoers 
De obligatie geeft een vaste rentevergoeding. Is deze vergoeding hoger dan de huidige marktrente dan is deze obligatie aantrekkelijk. 
De vraag naar de obligatie stijgt, de koers van de obligatie stijgt

Andersom gaat dit ook op!

Slide 20 - Slide

De beurskoers van een obligatie
Is uitgedrukt in een percentage van de nominale waarde. 

Voorbeeld: nominale waarde van een obligatie is € 250. Op de beurs is de obligatie te koop voor € 265. 

De beurskoers is 265/250 x 100% = 106%

Slide 21 - Slide

Rendement van een obligatie
Couponrendement = (rente/ aankoopprijs) x 100% 

Koersrendement = (verkoopprijs obligatie - aankoopprijs obligatie) x 100%
                                                                  aankoopprijs obligatie

Slide 22 - Slide

Risicospreiding 
  • spreiding over aandelen en obligaties 
  • spreiding over verschillende bedrijven (aandelen/ obligaties) 
  • spreiding over verschillende  overheden (obligaties) 

Of beleggen via beleggingsfondsen (let op kunnen verschillende doelen hebben) 

Slide 23 - Slide

Opgave 6.8

Slide 24 - Slide

Converteerbare obligatie
  • Obligatie waarvan de aflossing in aandelen plaats kan vinden
  • Voorwaarden verschillen: keuze bij bedrijf of belegger, op einddatum of tussentijds.  

Voorbeeld: een 4% Obligatielening. 
Conversievoorwaarden: voor 1 obligatie van € 500 nominaal en een een bijbetaling van € 160 ontvang je bij conversie 10 aandelen met een nominale waarde van € 50. 

Slide 25 - Slide

Converteerbare obligatie
Voorbeeld: een 4% Obligatielening. 
Conversievoorwaarden: voor 1 obligatie van € 500 nominaal en een een bijbetaling van € 160 ontvang je bij conversie 10 aandelen met een nominale waarde van € 50. 

Bereken de conversiekoers: 
(€ 500 + € 160)/ 10 = € 66 
als percentage €66/€50 x 100% = 132%

Slide 26 - Slide

Vervolg voorbeeld
Vervolgvraag: wat is het voordeel voor een houder van 1 obligatie bij een beurskoers van het aandeel van € 80? 

10 x (€80-€66) = € 140 

De converteerbare obligatie is bij een aandelenkoers van € 50 meer waard dan € 500. 
Waarde van de obligatie is dan € 500 + 10 x (80-66) = € 640

Slide 27 - Slide

Opgave 7.10 alleen a, b en e! 

Slide 28 - Slide

Opties
Recht (of plicht) om in de toekomst (aandelen) te kopen of verkopen tegen een  vooraf vastgestelde prijs gedurende een bepaalde periode of op vastgestelde datum

Kans op veel winst (of verlies) in een korte periode

Bij opties kan je handelen/beleggen in verschillende onderliggende waarde. Maar wij gaan het hebben over aandelenopties

Slide 29 - Slide

Slide 30 - Slide

Call- en putoptie
Calloptie = het recht om een aandeel te kopen tegen vooraf vastgestelde prijs
Put optie = het recht om een aandeel te verkopen  tegen vooraf vastgestelde prijs

Aandelenopties worden per 100 aandelen uitgegeven

Slide 31 - Slide

Wanneer zou je als koper een
call optie kopen?
A
Als je denkt dat de koers van de aandeel zal stijgen
B
Als je denkt dat de koers van de aandeel zal dalen

Slide 32 - Quiz

Wanneer zou je als koper een
put optie kopen?
A
Als je denkt dat de koers van een aandeel zal stijgen
B
Als je denkt dat de koers van een aandeel zal dalen

Slide 33 - Quiz

Call- en putopties
Als eigenaar/koper van een optie heb je het recht om gebruik te maken van de optie. 

Maar de verkoper/schrijver van de optie heeft de plicht om bij uitoefening van de optie een aandeel tegen de vooraf bepaalde prijs te leveren.

Slide 34 - Slide

1 optie = 100 aandelen

Slide 35 - Slide

Slide 36 - Slide

Slide 37 - Slide

Slide 38 - Slide

Hieronder zie je vier grafieken met het rendement bij verschillende aandelenkoersen. Welke grafiek hoort bij welk type optie?
Calloptie kopen
Calloptie schrijven
Putoptie kopen
Putoptie schrijven

Slide 39 - Drag question

Slide 40 - Slide

Bereken de winst die Suzanne behaalt
als ze nu haar opties verkoopt.
(antwoord zonder € teken of puntjes,
bijvoorbeeld 16000)

Slide 41 - Open question

Slide 42 - Slide

Suzanne verkoopt haar opties nog niet en wacht
tot het aandeel DSM gestegen is naar 65,60.
Dan maakt zij gebruik van haar uitoefenrecht
Bereken de winst voor Suzanne
(bijvoorbeeld 16000)

Slide 43 - Open question

Slide 44 - Slide

Bereken het verlies van de schrijver van de
opties als Suzanne gebruik maakt van haar
uitoefenrecht bij een prijs van 65,60.
(bijvoorbeeld 14000)

Slide 45 - Open question

Slide 46 - Slide

(bijvoorbeeld 156%)

Slide 47 - Open question

Slide 48 - Slide

Verhouding beurskoers en uitoefenprijs
Op  het moment dat je winst maakt, spreken we van in-the-money
Op het moment dat je quite staat, spreken we van at-the-money
Op het moment dat  je verlies maakt, spreken we van out-the-money

Slide 49 - Slide

Huiswerk

Opgaven 7.11, 7.12 en 7.16

Slide 50 - Slide