havo 1 semaine 10

la semaine 10
Wk 10 – UNITÉ 5 o Styles o 5.3 en 5.4: het werkwoord VOULOIR en kleding kopen. -5.3 ex 8A tm 8E livre -5.4 ex 9 tm 14 en ligne -Leren Apprendre 4, 10
A: Les buts : welke doelen behalen we deze week?

B: huiswerk van vorige week nakijken
C: de kleuren
D: Le verbe VOULOIR
E: a vous : zelfstandig werken aan de weektaak 
1 / 20
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

la semaine 10
Wk 10 – UNITÉ 5 o Styles o 5.3 en 5.4: het werkwoord VOULOIR en kleding kopen. -5.3 ex 8A tm 8E livre -5.4 ex 9 tm 14 en ligne -Leren Apprendre 4, 10
A: Les buts : welke doelen behalen we deze week?

B: huiswerk van vorige week nakijken
C: de kleuren
D: Le verbe VOULOIR
E: a vous : zelfstandig werken aan de weektaak 

Slide 1 - Slide

A: les buts de la semaine 
- je hebt het huiswerk van vorige week nagekeken 
 1 et 2 en ligne -5.2 ex 3 tm 6 in het boek -Leren Apprendre 1 et 2
- je kent een aantal kleuren in het Frans
- je traint het werkwoord VOULOIR- 
je werkt aan de weektaak :
=>   5.3 ex 8A tm 8E livre : in je werkboek
 => 5.4 ex 9 tm 14 en ligne 
=> Leren Apprendre 4, 10

Slide 2 - Slide

B: huiswerk vorige week : (3-6 in je werkboek en leerwerk 1 en 2) 
Exercice 3 – Mise en route  :orange /rouge /rose /blanc / gris / aune /bleu /vert /bleu /rouge / violet / orange / noir/ marron
Exercice 4 – Mise en route 
1 stijl                                       5 kleur
2 draagt                               6 als
3 vergeet                            7 kleedt zich aan
4 verander-                       8  hoed
Over: zonnebril = les lunettes de soleil

Exercice 5 –      1 Eigen antwoord, bijvoorbeeld: sportief, makkelijk zittend, elegant, kleur, merk, leuk, niet leuk, model
2 Eigen antwoord, bijvoorbeeld: sportif, confortable, élégant, joli, j’adore, top, super, couleur
3 B, C
Exercice 6 – Compréhension détaillée    : 1 a vrai   /  b vrai   /  c faux  / d faux
2 a blauw   /  b rood  /  c wit
3 2




 b een jurkje met kettingen
5 A, B, E, D
6 Waarom geen hoed?
7 a voor haar grote lievelingsbroer
 b A
8 Roxane het jurkje, de kettingen
 Alban spijkerbroek, overhemd, sportschoenen, hoed
9 Jeanne vindt de kleding van Roxane oké. Ze draagt ook een jurkje met kettingen.
De spijkerbroek van Alban vindt Jeanne niet oké. Ze wil graag dat jongens een (nette) broek aantrekken om naar een feest te gaan. Met het overhemd en de hoed zal Jeanne wel blij zijn.
10 Mais je veux aussi parler des garçons et de leur style.
 Vous voulez être élégants ?








Slide 3 - Slide

B: huiswerk vorige week : (3-6 in je werkboek en leerwerk 1 en 2) 
4 a om naar een feest te gaan
 b een jurkje met kettingen
5 A, B, E, D
6 Waarom geen hoed?
7 a voor haar grote lievelingsbroer
 b A
8 Roxane het jurkje, de kettingen
 Alban spijkerbroek, overhemd, sportschoenen, hoed
9 Jeanne vindt de kleding van Roxane oké. Ze draagt ook een jurkje met kettingen.
De spijkerbroek van Alban vindt Jeanne niet oké. Ze wil graag dat jongens een (nette) broek aantrekken om naar een feest te gaan. Met het overhemd en de hoed zal Jeanne wel blij zijn.
10 Mais je veux aussi parler des garçons et de leur style.
 Vous voulez être élégants ?








Slide 4 - Slide

Heb je apprendre 1 en 2 geleerd?Vocabulaire FN-NF 
check in duo's  : overhoor elkaar kort mondeling 

bleu                              jaune                              vert
rouge                          oranje                              wit
zwart                          de kleren               le jean
la casquette             de jurk                    la jupe
het overhemd         de schoen             de trui
la bottine                  la chaussette      le manteau
le teeshirt                  la basket                la couleur

le style                       porter                     oublier                                       changer       
quand                       s'habiller              le chapeau                               les lunettes (f pl)
le pantalon              marron                 le collier

le blouson
het jack
pourquoi pas ?
waarom niet?
la cravate
de stropdas
tu lis (lire)








































































timer
3:00

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

C: les couleurs

Slide 7 - Slide

orange
marron
noir
bleu
jaune
violet
blanc
gris
rose
rouge
vert

Slide 8 - Drag question

le verbe vouloir
je
veux
tu
veux
il / elle/ on
veut
nous
voulons
vous 
voulez
ils / elles 
veulent
ik
wil
jij
wilt
hij / zij / men
wil
wij
willen
jullie / u
willen/ wilt
zij [mmv / vmv]
willen

Slide 9 - Slide

je
tu
il/elle/on
nous
vous
ils/elles
Combineer de juiste vorm van 'aller' met het onderwerp
veux
veux
veut
voulons
voulez
veulent

Slide 10 - Drag question

Vul de goede vorm van 'vouloir' in:
je ...
A
veux
B
veut
C
voulons
D
veulent

Slide 11 - Quiz

Vul de goede vorm van 'vouloir' in:
ils ...
A
veux
B
veut
C
voulons
D
veulent

Slide 12 - Quiz

Vul de goede vorm van 'vouloir' in:
on ...
A
voulez
B
veut
C
voulons
D
veulent

Slide 13 - Quiz

Vul de goede vorm van 'vouloir' in:
vous ...
A
voulons
B
voulez
C
vouloir
D
veulent

Slide 14 - Quiz

Vul de goede vorm van 'vouloir' in:
Romain
A
veux
B
voulez
C
veut
D
veulent

Slide 15 - Quiz

Vul de goede vorm van 'vouloir' in:
Mes parents ...
A
veut
B
voulons
C
veulent
D
vouloir

Slide 16 - Quiz

Wat zeg je als je beleefd iets vraagt ?

Slide 17 - Open question

10 minutes : schrijf het werkwoord VOULOIR over in je aantekeningenschrift en train daarna op verbuga


on s'entraine : verbuga.com
=> présent
=> vouloir 
timer
10:00

Slide 18 - Slide

weektaak : 8a-8e

Slide 19 - Slide

à vous : zelfstandig werken aan weektaak
5.3 ex 8A tm 8E livre -
5.4 ex 9 tm 14 en ligne 
Leren Apprendre 4, 10 (en overnemen in je schrift!)

Slide 20 - Slide