Gr Ln 6e ed / mavo 3 / Herhaling chapitre 6 (ABCD)

• Frans
• Middelbare school
• Voortgezet speciaal onderwijs
• vmbo t
• Leerroute VT
• Leerjaar 3

Bonjour & bienvenue

Chapitre 6 (ABCD) : herhaling

Welk woord hoort er niet bij?

1. plutôt
2. courageux
3. mignon
4. curieux

Hoe vertaal je "déranger" in het Frans?

1. deelnemen
2. lijken op
3. storen
4. tussen

Wat betekent "tu sais"?

1. jij bent
2. jij hebt
3. jij drinkt
4. jij kent, jij weet

Wat betekent 'comme'?

1. ook, even
2. als, zoals
3. dankzij
4. tussen

Welk woord hoort er niet bij?

1. le champion
2. n'est-ce pas
3. participer
4. la célébrité

Wat betekent 'pas du tout'?

1. op, over
2. aardig
3. want
4. helemaal niet

Wat betekent "dingue"?

1. echt, waar
2. gek
3. geweldig
4. bovendien

Hoe zeg je "de les" in het Frans?

1. la récré
2. la fille
3. le cours
4. la différence

Hoe vertaal je "eruit zien" in het Frans?

1. avoir l'air
2. en ce moment
3. ressembler à
4. grâce à

Wat betekent "la différence"?

1. het verhaal, de geschiedenis
2. de halfzus
3. het verschil
4. dubbel(le)

Wat betekent 'énervant'?

1. moedig
2. irritant
3. schattig
4. nieuwsgierig

Welk woord hoort er niet bij?

1. le demi-frère
2. pourquoi
3. la fille
4. la demi-soeur

Wat betekent 'aussi'?

1. want
2. tussen
3. ik, mij
4. ook, even

'mignon' betekent .......

'le cours' betekent .......

'grâce à' betekent .......

'en plus' betekent .......

De vergelijkingen

Als je personen, dieren, zaken .. met elkaar vergelijkt, gebruik je:

plus (meer) / moins (minder) / aussi (even) gevolgd door het BN en que.

plus
moins           + bijvoeglijk naamwoord (BN) + que

aussi 

Pas de vorm van het BN aan het onderwerp aan!

Il est ... Sophie.
Welke vergelijking is juist?

1. grand que plus
2. plus que grande
3. plus grand que
4. que plus grand

Sophie est moins ... Jules.
Welke vergelijking is juist?

1. grand que
2. que grands
3. grandes que
4. grande que

Tom et Luc sont ... Sophie.
Welke vergelijking is juist?

1. plus grands que
2. que grand plus
3. plus grander que
4. grand que

"Paul is even groot als Julie"
Welke vertaling is juist?

1. Paul est aussi grande que Julie
2. Paul est moins grand que Julie
3. Paul est aussi grand que Julie
4. Paul est plus grand que Julie

"Lisa is sportiever dan Anne"
Welke vertaling is juist?

1. Lisa est plus sportif qu'Anne
2. Lisa est aussi sportifs qu'Anne
3. Lisa est plus sportive qu'Anne

"Dat gebakje (mannelijk woord) is minder lekker dan het andere"
Welke vertaling is juist?

1. Ce gâteau est moins délicieuse que l'autre
2. Ce gâteau est moins délicieux que l'autre
3. Ce gâteau est plus délicieux que l'autre

"Victor is minder sportief dan Thomas"
Welke vertaling is juist?

1. Victor est moins sportif que Thomas
2. Victor est aussi sportif que Thomas
3. Victor est moins sportive que Thomas

Vertaal de volgende zin:
"Rotterdam (vr.) is minder groot dan Amsterdam" (groot = grand)

Vertaal de volgende zin:
"Tessa is sportiever dan Léa"
sportief = sportif (denk aan uitgang)

Maak zinnen in het Frans. Zet het BN in de juiste vorm: Pierre / grand(e) (+) / Marta

Maak zinnen in het Frans. Zet het BN in de juiste vorm: ma soeur / jeune (-) / mon cousin

Maak zinnen in het Frans. Zet het BN in de juiste vorm: ma cousine / fort (+) en maths / mon cousin

Maak zinnen in het Frans. Zet het BN in de juiste vorm: Anna / sportif (+) / Milou

Maak zinnen in het Frans. Zet het BN in de juiste vorm: La voiture de mon père / petit(e)(=) / ma voiture

Maak zinnen in het Frans. Zet het BN in de juiste vorm: la prof de maths / sérieux, -se (+) / le prof d'histoire

Vertaal in het Frans:
kun je je voorstellen?

Vertaal in het Frans:
ik heb een zusje en een halfbroer

Vertaal in het Frans:
ik lijk op mijn zus

Vertaal in het Frans:
zij is minder serieus dan ik

Vertaal in het Frans:
ik kan goed opschieten met mijn zusje

Heb je nog vragen?