Urinewegstelsel

1 / 15
next
Slide 1: Slide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 1-3

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Lesdoel
Je weet welke organen horen bij het uitscheidingsstelsel.
Je kent de route van de urinevorming vanaf de nieren tot de urethra.
Je kent de samenstelling van urine.

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Urinewegstelsel
Nieren (renes)
Urinewegen: 
  • urineleiders (ureters);
  • blaas (vesica urinaria);
  • urinebuis (urethra).




Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Welke functies hebben de nieren?

Slide 4 - Mind map

This item has no instructions

Functies nieren
  • uitscheiding van toxische (giftige) stoffen;
  • bepalen van de zuurgraad;
  • bepalen van de hoeveelheid uit te scheiden vloeistof;
  • regelen van het gehalte aan elektrolyten (zouten).



Slide 5 - Slide

De tubuli van je nieren regelen de zuurgraad van je urine. De proximale tubulus houdt bicarbonaat vast, waardoor de urine niet te zuur wordt. Als de proximale tubulus niet werkt, wordt bicarbonaat doorgelaten en wordt de zuurgraad (pH) van je urine hoger. We spreken dan van alkalische urine.
Nieren = renes
Liggen boven/achterin de buikholte.

De linkernier ligt iets hoger dan de rechternier.  (lever boven re-nier)
Beschermd en gesteund in het niervet. 

Bijnieren:  zijn klieren die hormonen produceren. 

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Nier

Nierschors (cortex): enorme hoeveelheid filtertjes (nefronen) die het bloed zuiveren.

Niermerg (medulla): talrijke lissen van Henle en verzamelbuisjes voor de geproduceerde urine.

Nierbekken (pyelum), een holte waarin zich urine verzamelt. 

De urine wordt vervolgens via de urineleider (ureter) naar de urineblaas vervoerd.


Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Slide 8 - Slide

Elke nier bevat zo'n één miljoen nefronen. Elk nefron bestaat uit een glomerulus (een kluwen hele kleine bloedvaatjes), het kapsel van Bowman (een kapsel dat om de glomerulus heen ligt) en een nierkanaaltje.
Vervolg route urine
Nierbekken
Urineleiders (ureters)
Blaas (vesica urinea): verzamelen + aanspannen.
Kringspier ontspant.
Urine gaat naar plasbuis (urethra).
Blaas wordt geleegd.



Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Hoeveel urine is 'normaal' gesproken in de blaas voordat je signaal krijgt om te plassen?
A
100 a 200 ml
B
300 a 400 ml
C
500 a 600 ml
D
700 a 800 ml

Slide 10 - Quiz

This item has no instructions

Blaas
Urineleider
Nier
Nierslagader
Nierader

Slide 11 - Drag question

This item has no instructions

Hormonen en urineproductie
Antidiuretisch hormoon (ADH): stimuleert de opname van water en beïnvloedt dus de resorptie van water uit de primaire urine. 


Aldosteron: regelt zout- en waterhuishouding.

Parathormoon (PTH): bevordert de opname van calcium uit de primaire urine en de uitscheiding van fosfaat. Dit zijn beiden stoffen uit het botweefsel.

Slide 12 - Slide

ADH: in hypothalamus gemaakt.
Aldosteron wordt in bijnierschors gemaakt. (neemt natrium op -> bloeddrukverhogend)

Parathormoon wordt door bijschildklieren gemaakt.
Te laag PTH: tintelingen (met name aan de handen), spierkrampen, algehele spierzwakte en moeheid. 

Calciumgehalte in bloed geregeld door PTH, fosfaat en vitamine D.
Te veel calcium in het bloed komt meestal doordat botweefsel wordt afgebroken, bijvoorbeeld door kanker of uitzaaiingen in het bot. In bot zit veel calcium en als het bot wordt afgebroken, komt er calcium in het bloed. Dit komt vooral voor bij:
ziekte van Kahler (multipel myeloom)
uitzaaiingen in de botten, bijvoorbeeld bij long- of borstkanker
Maar hypercalciëmie kan ook komen door:
te snel werkende bijschildklieren
te snel werkende schildklier (hyperthyreoïdie)
slecht werkende nieren
slecht werkende bijnieren
bijwerkingen van bepaalde medicijnen (calcium, vitamine A of D, bepaalde plastabletten)
ziekte van Besnier-Boeck (sarcoidose)
ziekte van Paget (botziekte)  
Urinesamenstelling
  • 90 tot 95% water;
  • zouten, vooral keukenzout (NaCl);
  • ureum: in de lever gevormd bij de afbraak van overtollige aminozuren;
  • urinezuur: afbraakproduct van eiwitten;
  • creatinine: uit het spierweefsel;
  • urobiline: galkleurstof;
  • vitaminen: bijvoorbeeld teveel aan vitamine C opgenomen met de voeding;
  • hormonen;
  • vormelementen: dit zijn afgestoten cellen van het slijmvlies van het nierbekken








Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Urinebuis (urethra)

Man: 15-20 cm
Vrouw: 4-5 cm

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Vragen?

Slide 15 - Slide

This item has no instructions