Thema 9 - Milieu toets

TOETS
  Milieu
Je gaat digitaal een toets maken bij het onderwerp 'Milieu'. 
De toets bestaat uit 35 vragen: 6 open vragen, 3 sleepvragen en 26 meerkeuzevragen.

Je kunt je antwoorden  blijven aanpassen tot je de toets "inlevert".
1 / 36
next
Slide 1: Slide
Mens & MaatschappijMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 2

This lesson contains 36 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

TOETS
  Milieu
Je gaat digitaal een toets maken bij het onderwerp 'Milieu'. 
De toets bestaat uit 35 vragen: 6 open vragen, 3 sleepvragen en 26 meerkeuzevragen.

Je kunt je antwoorden  blijven aanpassen tot je de toets "inlevert".

Slide 1 - Slide

Van veen kun je turf maken.
Wat is turf?

Slide 2 - Open question

Thomas Newcomen vond de stoommachine uit. Maar welke bekende Engelsman heeft hem rond 1764 verbeterd?

Slide 3 - Open question

Wat is een 'mijn'?
Geef hiervan een goede omschrijving.

Slide 4 - Open question

Wat betekent 'duurzaam gebruik'? Omschrijf het in eigen woorden.

Slide 5 - Open question

Hoe noem je de kleine roetdeeltjes in de lucht die auto's uitstoten?

Slide 6 - Open question

Aangeven welke behoefte je het belangrijkste vindt, noem je ...... stellen.
(Wat moet er op de puntjes staan?)

Slide 7 - Open question

Wat hoort bij elkaar?
Sleep de juiste zaken naar elkaar.
nucleaire energie
hydro-energie
geothermische energie
kernenergie
aardwarmte
waterkracht

Slide 8 - Drag question

warmte
broeikasgassen
warmte die ontsnapt
warmte in dampkring

Slide 9 - Drag question

Waarom blijft recycling een uitdaging? (4 antw.)
Nieuw plastic
is goedkoper
Saai werk
Sorteren is ingewikkeld
Plastic is vaak 
al kapot
Er zijn te veel verschillende 
soorten plastic
Te duur

Slide 10 - Drag question

Wat werd er in de Middeleeuwen niet gebruikt als energiebron?
A
spierkracht van mensen
B
spierkracht van dieren
C
wind- en watermolens
D
stoommachine

Slide 11 - Quiz

Hoeveel procent van Nederland was in 1870 bedenkt met bos?
A
3%
B
5%
C
8%
D
10%

Slide 12 - Quiz

Spierkracht is een vorm van energie.
A
juist
B
onjuist

Slide 13 - Quiz

Wie van onderstaande personen had in het jaar 1000 geen hout nodig voor zijn werk?
A
leerlooier
B
scheepsbouwer
C
kolenbrander
D
al deze personen hadden hout nodig voor hun werk

Slide 14 - Quiz

Welke zin is waar? Om 1 kilo ijzer te maken...
A
is vooral veel ijzererts nodig
B
is veel houtskool nodig
C
is veel hout en ijzererts nodig
D
is steenkool nodig en dat kon dus in de Middeleeuwen nog niet

Slide 15 - Quiz

Welke zin is waar?
A
Nederland was 1000 jaar geleden bedekt met veenmoerassen.
B
Veen bestaat uit de resten van planten.
C
Als je turf laat drogen krijg je veen.
D
Turf werd vooral als bouwmateriaal gebruikt.

Slide 16 - Quiz

Welk zin hieronder gaat over de veenwinning in Oost-Nederland?
A
Het veen lag hier laag.
B
Met een emmer aan een stok trok men het veen uit de sloot op het land.
C
Men groef kanalen zodat het water uit het gebied kon weglopen.
D
Waar het veen werd weggehaald, ontstonden plassen.

Slide 17 - Quiz

Welk zin hieronder gaat over de veenwinning in West-Nederland?
A
Het veen lag hier hoog.
B
Met een emmer aan een stok trok men het veen uit de sloot op het land.
C
Men groef kanalen zodat het water uit het gebied kon weglopen.
D
Waar het veen verdween, kwam zandgrond te voorschijn.

Slide 18 - Quiz

Welke zin hieronder is juist?
A
Steenkool is een fossiele brandstof.
B
Steenkool is een schone brandstof.
C
Steenkool wordt alleen gebruikt om ijzer te smelten.
D
Steenkool werd het eerst in Nederland gevonden.

Slide 19 - Quiz

Het Kinderwetje van Van Houten zorgde ervoor dat kinderen jonger dan 14 jaar niet meer in fabrieken mochten werken.
A
juist
B
onjuist

Slide 20 - Quiz

Door de toename van de industrialisatie verdween er steeds meer bos.
A
juist
B
onjuist

Slide 21 - Quiz

In welk antwoord staan de energiebronnen in de goede tijdsvolgorde?
(Welke werden het eerst gebruikt, welke daarna?)
A
hout - turf - steenkool
B
turf - hout - steenkool
C
turf - steenkool - hout
D
steenkool - turf - hout

Slide 22 - Quiz

Wat was GEEN gevolg van de Industriële Revolutie?
A
Snelle groei van de steden.
B
Een toename van het gebruik van fossiele brandstoffen.
C
Een afname van de luchtvervuiling.
D
Snellere transport-mogelijkheden.

Slide 23 - Quiz

Welk woord moet worden ingevuld in de zin?

Het Verdrag van Kyoto is een verdrag met als doel de uitstoot van ......... te verminderen.
A
fijn stof
B
steenkool
C
broeikasgassen
D
methaan

Slide 24 - Quiz

Het belangrijkste broeikasgas is:
A
stikstofdioxide
B
koolstofdioxide
C
lachgas
D
methaan

Slide 25 - Quiz

Een stuwdam is een elektriciteitscentrale.
A
juist
B
onjuist

Slide 26 - Quiz

Alle landen ter wereld hebben in Kyoto afspraken gemaakt om iets te doen aan al die broeikasgassen in de dampkring.
A
juist
B
onjuist

Slide 27 - Quiz

Waterkracht is ....... energiestroom
A
duurzame
B
niet-duurzame

Slide 28 - Quiz

Welke uitspraak klopt?

Klimaatwetenschappers weten...
A
dat je precieze voorspellingen kunt doen over klimaatverandering.
B
dat de gemiddelde temperatuur overal in de wereld hoger wordt.
C
dat klimaatverandering alleen door de mens wordt veroorzaakt.
D
dat er door klimaatverandering vaker extreme weersomstandigheden zullen voorkomen.

Slide 29 - Quiz

Wat is een voorbeeld van de zin
"De vervuiler betaalt."?
A
Een Nederlands bedrijf dat giftig afval dumpt in Kenia.
B
Vervuild afvalwater laten wegstromen in een rivier.
C
Subsidie krijgen voor het plaatsen van zonnepanelen op je dak.
D
Je afvalcontainer wegen: hoe meer afval, hoe meer je moet betalen.

Slide 30 - Quiz

Rusland heeft in 2011 nog te maken gehad met een kernramp.
A
juist
B
onjuist

Slide 31 - Quiz

Wat is een voorbeeld van een EINDIGE hulpbron?
A
waterkracht
B
zonne-energie
C
steenkool
D
aardwarmte

Slide 32 - Quiz

Wat is een voorbeeld van een ONEINDIGE hulpbron?
A
steenkool
B
kernenergie
C
aardwarmte
D
aardolie

Slide 33 - Quiz

Welke verkeersdeelnemer vervuilt de lucht het meest?
A
fiets
B
trein
C
tram
D
personenauto

Slide 34 - Quiz

Welke voordelen heeft het recyclen van grondstoffen?

(2 antwoorden invullen!)
A
Het bespaart grondstoffen.
B
Het bespaart energie.
C
Producten gaan langer mee.
D
De kwaliteit van producten wordt hoger.

Slide 35 - Quiz

Bij welke energiebron is de kans op een grote ramp het grootst?
A
Bij windkracht.
B
Bij kernenergie.
C
Bij waterkracht.
D
Bij aardwarmte.

Slide 36 - Quiz