What is LessonUp
Search
Channels
AI tools
Log in
Register
‹
Return to search
Les 3: Paragraaf 3.3 Geld voor de gemeente
Geld voor de gemeente
Paragraaf 3.3
Klas 4
Economie
1 / 11
next
Slide 1:
Slide
Economie
Middelbare school
vmbo t, mavo
Leerjaar 4
This lesson contains
11 slides
, with
interactive quizzes
,
text slides
and
1 video
.
Lesson duration is:
80 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Geld voor de gemeente
Paragraaf 3.3
Klas 4
Economie
Slide 1 - Slide
3.3: Leerdoelen
Ik kan uitleggen hoe de gemeenten aan inkomsten komen.
Ik kan berekenen wat de inwoners aan gemeentelijke heffingen moeten betalen.
Slide 2 - Slide
Hoe komt de gemeente aan geld?
Het Rijk
Gemeentelijke belastingen
Ozb (onroerendezaakbelasting) = percentage van WOZ-waarde van het huis
Toeristenbelasting
Parkeerbelasting
3. Gemeentelijke heffingen
Rioolheffing
Kaartje voor het zwembad
Kosten paspoort (=leges)
afvalstoffenheffing
Slide 3 - Slide
Noem de belasting waarmee de gemeente geld verdiend.
A
Rioolrechten
B
Inkomstenbelasting
C
OZB(onroerendezaakbelasting)
D
Ondernemingsbelasting
Slide 4 - Quiz
De gemeente krijgt op verschillende manieren geld, welke hoort er niet bij
A
Het rijk
B
gemeentelijke belastingen
C
verkeersboetes
D
Leges (vergoeding voor ID bijvoobeeld)
Slide 5 - Quiz
Onroerendzaakbelasting
is belasting die gemeente opleggen aan eigenaren van huizen en andere gebouwen
Wordt berekend over.
WOZ-waarde van onroerende zaak ( getaxeerde waarde van een huis door de gemeente)
betaald door eigenaar van onroerende zaak
Slide 6 - Slide
3.3 Geld voor de gemeente
Onroerendezaakbelasting (OZB)
=
Belasting die je betaald over het
pand/grond wat je bezit aan de gemeente.
Deze belasting wordt berekend op basis
van de
WOZ-waarde
(wet waardering
onroerende zaken)
Slide 7 - Slide
Berekenen Aanslag
WOZ-waarde: € 256.000
OZB: 0,1045%
Hoe hoog is het bedrag van de aanslag? Rond het bedrag naar beneden af op hele euro’s.
Stap 1:
Deel de WOZ-waarde door 100.
€ 256.000 : 100 = € 2.560
Slide 8 - Slide
Berekenen aanslag
Stap 2: Vermenigvuldig de uitkomst van stap 1 met het OZB-percentage.
€ 2.560 × 0,1045 = € 267,52
Stap 3: Rond het bedrag naar beneden af op hele euro’s.
€ 267,52 wordt afgerond € 267
Slide 9 - Slide
Slide 10 - Video
Maken
Paragraaf 3.3: 6 t/m 10
Rekentrainer paragraaf 3.2 en 3.3
Slide 11 - Slide
More lessons like this
3.3 Geld voor de gemeente
May 2025
-
8 slides
Economie
Middelbare school
vmbo lwoo, t
Leerjaar 4
H4 wonen en verzekeren
July 2025
-
27 slides
Economie
Middelbare school
vmbo g, t, mavo
Leerjaar 3
leerjaar 3 hst 6 les 4
May 2020
-
13 slides
Economie
Middelbare school
vmbo b
Leerjaar 3
4.4 Huren of Kopen
9 days ago
-
11 slides
Economie
Middelbare school
vmbo g
Leerjaar 3
H3 arm en rijk in Nederland
September 2025
-
46 slides
Aardrijkskunde
Middelbare school
vmbo g, t, mavo
Leerjaar 3
3.5 plussen en minnen
May 2025
-
13 slides
Economie
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 4
6.2 Hoe zwaar word je belast?
February 2019
-
34 slides
Economie
Middelbare school
mavo
Leerjaar 4
Eieren voor je geld
Geld voor de overheid
July 2025
-
11 slides
Economie
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 4