Lesdoel: avoir (hebben)

• Frans
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 2

    H4 Bonne          Année 2025

Les buts d'aujourdhui

Aan het eind van deze lesson Up kan ik

• het werkwoord avoir correct in een zin gebruiken.

• een kort verhaaltje vertellen over mijzelf/ mijn familie.

Herhalen 

werkwoord: avoir

( avoir = hebben)

Wat is de passé composé?

Wat betekent het werkwoord 'avoir'?

1. zijn
2. kunnen
3. doen
4. hebben

Wat is de passé composé?

In het Frans gebruik je 'avoir' om te vertellen (2 antwoorden):

1. hoe oud je bent
2. waar je woont
3. hoe je heet
4. wat je hebt

Wat is de passé composé?

Hoe zeg je in het Frans:

Ik heb twee zussen.

1. Je suis deux soeurs.
2. je m'appelle deux soeurs.
3. J'ai deux soeurs.
4. J'habite deux soeurs.

Wat is de passé composé?

Hoe zeg je in het Frans:

Hij is 12 jaar.

1. J'ai douze ans.
2. Il a douze ans.
3. Elle a douze ans.
4. Ils ont douze ans.

Het werkwoord: 'avoir'

Vul de juiste vorm van avoir in:
j' ________ (avoir)

1. ai
2. as
3. ont
4. avons

Vul de juiste vorm van avoir in:
nous ________ (avoir)

1. ai
2. as
3. a
4. avons

Vul de juiste vorm van avoir in:
ils/elles ________ (avoir)

1. ai
2. ont
3. avez
4. avons

'les parents'
kan je vervangen door:

1. elle
2. il
3. elles
4. ils

'Ma maison'
kan je vervangen door:

1. elle
2. il
3. elles
4. ils

Vul de juiste vorm van avoir in:
Cloé et Marianne ________ une tente.

1. a
2. avons
3. avez
4. ont

Vul de juiste vorm van avoir in:
Ma maison ________ deux fenêtres.

1. ai
2. as
3. a
4. ont

Vul de juiste vorm van avoir in:
Mon frère et moi ________ un cheval.

1. a
2. avons
3. avez
4. ont

Maak een zin met avoir. 

J'

un

ai

chien.

Maak een zin met avoir.

trois

a

ans.

Ma

soeur

Maak een zin met avoir.

Pierre et Cloé

deux

ont

chats.

aussi

Schrijf twee zinnen over jezelf/ familie. Gebruik het werkwoord avoir

Hoe goed kun je het werkwoord avoir gebruiken

😒🙁😐🙂😃

Waarover heb je nog een vraag?
Klaar? Werkboek bladzijde 65. Maak opdracht 24 en 25

'la mère'
kan je vervangen door:

1. elle
2. il
3. elles
4. ils

Vul de juiste vorm van avoir in:
il/elle/on ________ (avoir)

1. ai
2. as
3. a
4. avons