verzameling vragen en uitleg

verzameling vragen en uitleg
1 / 52
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 52 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

verzameling vragen en uitleg

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Oefenstof voor herkansing Mens en Gezondheid

Slide 2 - Slide

This item has no instructions


  • De baby leert de wereld om zich heen door te proberen, nadoen en herhalen met behulp van alle zintuigen.  

  • Zodra de baby kan kruipen, gaat hij ergens op af om het te onderzoeken. Hij ontdekt dat je soms ergens op moet klimmen om erbij te kunnen of dat je hulp moet vragen als je iets wilt hebben.


  • Huilen. 
  • + 5 mnd: Brabbelen. De baby oefent klanken.
  • Imiteren:   klanken nadoen: bijv. ‘mama’ 
  • + 9 mnd: Eén woord-zinnen. 
  • + 1,5 jaar: 2-3 woord zinnen, bijv.: ‘papa doen’.

Door samen met de baby prentenboeken te ‘lezen’ en verhaaltjes te vertellen, bevorder je de geestelijke ontwikkeling van het kind.
Geestelijke ontwikkeling baby’s
Taalontwikkeling

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

De juiste volgorde van de taalontwikkeling van de baby is:
A
brabbelen, imiteren, huilen, éénwoordzinnen gebruiken, volledige zinnetjes
B
huilen, imiteren, brabbelen, éénwoordzinnen gebruiken, volledige zinnetjes
C
huilen, brabbelen, imiteren, éénwoordzinnen gebruiken, volledige zinnetjes
D
imiteren, huilen, brabbelen, volledige zinnetjes, éénwoordzinnen gebruiken

Slide 4 - Quiz

This item has no instructions

Sociale ontwikkeling Baby
  • Een baby maakt gebruik van lichaamstaal, hij praat met zijn lijf. 
  • Een baby communiceert ook door te lachen en te huilen. Huilen kan een baby gelijk vanaf zijn geboorte, 'echt' lachen vanaf ongeveer 6 weken. Het lachen naar iedereen verandert opvallen zo rond de zevende maand, wanneer het kind 'eenkennig' wordt.

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Welke zin geeft een voorbeeld van de sociale ontwikkeling van een baby?
A
Begrijpt bij het zien van de fles dat hij een voeding krijgt.
B
Kan een speelgoed met duim en wijsvinger vastpakken
C
Gaat huilen als hij een vreemde ziet
D
d) Is bij zijn eerste verjaardag ongeveer drie maal zijn geboortegewicht

Slide 6 - Quiz

This item has no instructions

Keurmerken
  • Helpen een duurzame keuze maken
  • Top 10 keurmerken
  • Eerlijke handel = fair trade
  • garanderen een bepaalde kwaliteit

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Wat is een keurmerk?
A
Het logo op je kleren
B
Een logo waarmee een bepaald kwaliteit wordt beloofd
C
Een merk van een goed product
D
Een merk

Slide 8 - Quiz

This item has no instructions

Biologische producten
biologische producten = Levensmiddelen die milieuvriendelijk zijn geteeld.

Waarom biologische producten? 
Biologische producten zijn.....
• milieuvriendelijk geteeld, dus zonder gebruik van chemische bestrijdingsmiddelen en kunstmest);
• meestal duurder dan niet-biologische producten.


Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Grove motoriek
springen
traplopen
hinkelen
Fijne motoriek
poppetjes tekenen
puzzelen
papier knippen

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Grove motoriek is?
A
Grote bewegingen
B
kleine bewegingen

Slide 11 - Quiz

This item has no instructions

Grove motoriek is
A
Rennen, fietsen, lopen
B
Voetballen, zwemmen en breien
C
Schilderen, breien en lopen
D
Breien, typen, snijden

Slide 12 - Quiz

This item has no instructions

Wat is de fijne motoriek?
A
fietsen
B
rennen
C
zwemmen
D
schilderen

Slide 13 - Quiz

This item has no instructions

Wat is de fijne motoriek?
A
Kleine bewegingen met bijvoorbeeld je handen
B
Grote bewegingen met de armen en benen
C
Scooters
D
Vriendelijk met elkaar omgaan

Slide 14 - Quiz

This item has no instructions

Wat is de Schijf van Vijf?
De Schijf van Vijf is een voorlichtingsmodel van het Voedingscentrum. Het geeft aan welke producten gezond zijn om te eten.

Slide 15 - Slide

Leg kort uit wat de Schijf van Vijf is en waarvoor het gebruikt wordt.
De schijf van vijf......
A
.....is gemaakt door het voedingscentrum.
B
...helpt je gezonder te eten.
C
.....is voorlichting over gezonde voeding.
D
....is dit allemaal

Slide 16 - Quiz

This item has no instructions

Een veganist eet géén...

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

E-nummers / Additieven

 


E-nummer zijn stoffen die toegevoegd worden aan een voedingsmiddel.

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

E-nummers
E-nummers zijn stoffen die worden toegevoegd om eigenschappen van voedingsmiddelen te verbeteren. Voorbeelden zijn kleurstoffen, smaakversterkers en conserveermiddelen. E-nummers kunnen worden gewonnen uit de natuur of kunstmatig worden gemaakt in een fabriek. Als in een product E-nummers gebruikt zijn, dan staat de naam van de stof of het E-nummer op het etiket. 

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

Wat is een E-nummer?
A
Stoffen die worden toegevoegd om eigenschappen van voedingsmiddelen te verbeteren.
B
C
Kleurstof, vitamines, voedingstoffen
D
Dat zijn stoffen die slecht voor je zijn

Slide 20 - Quiz

This item has no instructions

Wat zijn E-nummers?
A
nummers van de 6 voedingsstoffen
B
nummers waar je veel Energie van krijgt
C
nummers voor hulpstoffen die door de EU veilig zijn bevonden
D
Geen enkel antwoord is goed

Slide 21 - Quiz

This item has no instructions

Wat staat er in het groene vak van de schijf van vijf?
A
Groente en fruit
B
Dranken
C
Brood, graanproducten en aardappelen
D
Zuivel, peulvruchten, noten, vlees en ei.

Slide 22 - Quiz

This item has no instructions

Wat is het verschil tussen voedsel vergiftiging en voedsel infectie

Slide 23 - Slide

This item has no instructions

 Voedsel-infectie  
Oorzaak: als de bacteriën, virussen of parasieten zelf u ziek maken.

Slide 24 - Slide

This item has no instructions

Voedselvergiftiging

Slide 25 - Slide

This item has no instructions

Voedsel infectie/ voedselvergiftiging
Een Voedselinfectie of voedselvergiftiging leidt na een maaltijd tot een vervelende nasleep die kan bestaan uit heftige buikkrampen en vervelend toiletbezoek. 
-Voedselinfecties worden veroorzaakt door inname van voeding met een ziekteverwekkende hoeveelheid virussen, bacteriën of parasieten. 
*De klachten bij een voedselinfectie ontstaan na enkele uren tot twee dagen na besmetting
- Bij een voedselvergiftiging zijn de giftige stoffen die worden geproduceerd door bacteriën of schimmels de boosdoeners. 
*Bij een voedselvergiftiging ontstaan de klachten meestal na ongeveer acht uur.

Slide 26 - Slide

This item has no instructions

Gezonde leefstijl

Slide 27 - Slide

This item has no instructions

Wat is een gezonde leefstijl?
A
als je goed voor je bent voor je mentale gezondheid
B
regelmaat in eten
C
als je goed voor je lichaam en geest zorgt
D
niks aan je zelf doen

Slide 28 - Quiz

This item has no instructions

Kamertraining
- zelfstandig leren wonen voor jongeren van 16 en 17 jaar 
-  jongeren die al op jonge leeftijd begeleiding hebben gekregen van de jeugdzorg
- persoonlijke begeleiding en praktische vaardigheden leren zoals jezelf verzorgen, je omgeving schoonhouden, verantwoorde maaltijd klaarmaken en financiële zaken regelen, hoe je met teleurstellingen moet omgaan en hoe je communiceert met anderen. 

Slide 29 - Slide

This item has no instructions

Factoren die de ontwikkeling beinvloeden 
Interne factoren 
Externe factoren 

Slide 30 - Slide

This item has no instructions

Wat zijn interne factoren bij de ontwikkeling van een mens?
A
Gedrag
B
Culturele factoren
C
Uiterlijk en talenten
D
Ingrijpende levensgebeurtenissen

Slide 31 - Quiz

This item has no instructions

interne factoren bij de ontwikkeling zijn?
A
erfelijke ziekten
B
opvoeding
C
School
D
aangeboren

Slide 32 - Quiz

This item has no instructions

Externe factoren zijn:
A
Factoren die van zijkant een rol spelen.
B
Factoren die van onderuit een rol spelen
C
Factoren die van buitenaf een rol spelen.
D
Factoren die van binnenuit een rol spelen.

Slide 33 - Quiz

This item has no instructions


Welke antwoorden zijn externe factoren?
A
Bouw van je lichaam
B
Huislijk geweld
C
een erfelijke ziekt
D
Goed pensioen

Slide 34 - Quiz

This item has no instructions

Effecten op lange termijn
Alcohol is schadelijk voor je lichaam. Bij langdurig gebruik van grote hoeveelheden is alcohol verslavend.
Jongeren zijn extra gevoelig voor alcohol. Zij hebben meer kans op blijvende hersenschade na het drinken van alcohol. Dat komt doordat je hersenen zich nog tot je 24e jaar blijven ontwikkelen. Alcohol verstoort die ontwikkeling. Ook de kans op verslaving is groter bij jongeren. In Nederland is het daarom verboden om alcohol te verkopen aan mensen onder de 18 jaar.

Slide 35 - Slide

This item has no instructions

Obesitas

Slide 36 - Slide

This item has no instructions

obesitas

Slide 37 - Slide

This item has no instructions

Wat is obesitas?
A
ernstig ondergewicht
B
zelfde als boulimia
C
verstopte darmen
D
ernstig overgewicht

Slide 38 - Quiz

This item has no instructions

Objectief/ subjectief

Slide 39 - Slide

This item has no instructions

verschil allergie/intolerantie

Slide 40 - Slide

This item has no instructions

Allergie vs intolerantie
Bij een allergie is het afweersysteem betrokken, dit is bij een intolerantie niet het geval

Slide 41 - Slide

This item has no instructions

allergie/intolerantie

Slide 42 - Slide

This item has no instructions

Bij welke van onderstaande antwoorden is het afweersysteem in de war.
A
Voedsel allergie
B
Voedsel intolerantie

Slide 43 - Quiz

This item has no instructions

Ernstige klachten en levensbedreigende situaties kunnen worden veroorzaakt door
A
Overgevoeligheid
B
Voedsel intolerantie
C
Voedsel allergie
D
Ziekte van Pfeiffer

Slide 44 - Quiz

This item has no instructions

Bij Voedsel-intolerantie komen de symptomen.......
A
Langzaam
B
Snel

Slide 45 - Quiz

This item has no instructions

ADL-hulpmiddelen
- ADL Kam
- ADL Knopenhaak
- ADL Schilhulp
- ADL Kaasschaaf
- ADL Mes
- ADL Pen
- ADL Sleutel

Slide 46 - Slide

This item has no instructions

ADL-hulpmiddelen
ADL
Algemene-dagelijkse-levensverrichtingen

Slide 47 - Slide

This item has no instructions

Diabetes
Diabetes

Slide 48 - Slide

This item has no instructions

Diabetes is:
A
een ziekte waarbij je geen suiker mag eten.
B
een ziekte waarbij er teveel suiker in het bloed zit.
C
een ziekte die alleen ouderen krijgen.

Slide 49 - Quiz

This item has no instructions

Rachid heeft diabetes.

Wat is een ander woord voor diabetes?

A
nierziekte
B
griep
C
suikerziekte
D
blaasontsteking

Slide 50 - Quiz

This item has no instructions

Iemand met diabetes
A
mag geen suiker eten
B
moet heel veel sporten
C
moet regelmatig eten
D
moet weinig eten

Slide 51 - Quiz

This item has no instructions

Wat is diabetes?
A
De alvleesklier maakt te weinig insuline aan
B
De lever maakt te veel insuline aan
C
De lever maakt te weinig insuline aan .
D
De alvleesklier maakt te veel insuline aan

Slide 52 - Quiz

This item has no instructions