WAW Toets periode 1

WAW Toets periode 1
1 / 19
next
Slide 1: Slide
Pedagogisch werkMBOStudiejaar 1

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

WAW Toets periode 1

Slide 1 - Slide

Vanaf welk jaar worden kinderen zindelijk.
A
tussen twee en vier jaar.
B
tussen een en twee jaar.
C
tussen vier en vijf jaar.

Slide 2 - Quiz

Bij welke ontwikkeling hoort het magisch denken.
A
cognitieve ontwikkeling.
B
emotionele ontwikkeling.
C
creatief-expressieve ontwikkeling.

Slide 3 - Quiz

Wat helpt bij taal leren?
A
veel praten
B
stil zijn
C
televisie kijken
D
alleen spelen

Slide 4 - Quiz

Een kindje is aan het tekenen, welke 2 ontwikkelingen worden het meest gestimuleerd?
A
cognitieve ontwikkeling
B
sensomotorische ontwikkeling
C
Taal ontwikkeling
D
Creatief expressief ontwikkeling

Slide 5 - Quiz

Op welke leeftijd maken de kinderen de eerste spraakklanken
A
0-3 maanden
B
4-6 maanden
C
7- 10 maanden
D
1 jaar

Slide 6 - Quiz

Welke activiteit stimuleert de cognitieve ontwikkeling het meeste?
A
rennen en springen
B
puzzels maken en verhaaltjes lezen
C
tekenen met vriendjes
D
eten en slapen op een vast ritme

Slide 7 - Quiz

Welke leeftijd ben je een kleuter?
A
0-2
B
2-4
C
4-6
D
6-8

Slide 8 - Quiz

Een kind wacht op zijn beurt tijdens een spelletje. Dit is een voorbeeld van
A
Zelfbeheersing en sociaal inzicht
B
Grove motoriek
C
Cognitieve ontwikkeling
D
Creatieve expressie

Slide 9 - Quiz

Een kind dat een knuffel pakt om een verdrietig vriendje te troosten, toont:
A
Egocentrisme
B
Empathie
C
Fantasie
D
Aandachtsprobleem

Slide 10 - Quiz

Wat houdt sociale-emotionele ontwikkeling in?
A
Het vermogen om objecten te herkennen en benoemen
B
Hoe een kind zich leert verhouden tot zichzelf en anderen, voelt emoties en leert deze te reguleren
C
De motorische controle over armen en benen
D
Hoe een kind kunstzinnig uitdrukt via tekenen, muziek of spel

Slide 11 - Quiz

wat bedoelen we met de “natuur” in de ontwikkeling van een kind?
A
opvoedstijl van ouders
B
omgeving waar het kind opgroeit
C
aangeboren eigenschappen
D
invloed van school en vrienden

Slide 12 - Quiz

Wat is het belang van voorlezen en vertellen?
A
Alleen maar ter vermaak; weinig effect op ontwikkeling
B
Helpt de taalontwikkeling, stimuleert begrip van verhalen, vergroot woordenschat en bevordert fantasie
C
Verstoort andere taalactiviteiten als spel en gesprekken
D
Is uitsluitend nuttig voor kinderen met taalachterstand

Slide 13 - Quiz

mensen ontwikkelen zich op drie manieren. Welke drie manieren zijn dat
A
door te groeien, door te leren en door te praten
B
door te groeien, door te praten en door lezen
C
door te praten, door rijping en door te leren

Slide 14 - Quiz

Wat is een peergroup?
A
is een groep waar iedereen het zelfde doet
B
is een groep waar niemand elkaar kent
C
is een groep van leeftijdsgenoten en gelijkgestemde

Slide 15 - Quiz

Wat laat een baby kwa emoties zien
A
brabbelen en huilen
B
huilen en lachen
C
brabbelen en lachten

Slide 16 - Quiz

als een kind zindelijk is kan het kind de ….spieren beheersen
A
sluitspieren
B
kringspieren
C
stijgbeugelspieren

Slide 17 - Quiz

Wat is sensomotorische ontwikkeling?
A
Verstandelijke ontwikkeling
B
Lichamelijke ontwikkeling
C
Sociaal-emotionele ontwikkeling

Slide 18 - Quiz

Wat is magisch denken?
A
Nog niet goed alles begrijpen en dus kan het kind ook geen onderscheid maken tussen werkelijkheid en fantasie
B
Een kind weet wat werkelijkheid is en wat fantasie is en maakt daardoor goed onderscheid
C
geen van beide

Slide 19 - Quiz