Machtenscheiding les 1

• Maatschappijleer
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 4

Machtenscheiding

Binnen is beginnen

• Welkom!
• Ga zitten en pak je spullen (= boek + schrift)
• Lees  blz 189 tm 192
• Maak opdracht 7.1
• In stilte!
  
• Klaar? Kijk in het werkschema waarmee je verder kunt gaan
  

Lesdoel

• Aan het einde van deze les kan je de eerste drie machten (trias politica) uitleggen. 
  

'De ervaring leert dat iedereen die macht heeft, geneigd is daar misbruik van te maken'

Trias Politica

• "Scheiding van de drie machten":
  1. Wetgevende macht
  2. Uitvoerende macht
  3. Rechterlijke macht

Waarom? 

Is dit voldoende? 

Niemand kan een rechter dwingen een verdachte schuldig te verklaren.
Hij is onafhankelijk en onpartijdig.

De regering (ministers + koning) en het gekozen parlement (eerste en tweede kamer).

ministers, OM, burgemeesters,

Regering (Koning + ministers)

Gekozen parlement (eerste en tweede kamer)

Ministers en ambtenaren

Onafhankelijke onpartijdige rechters

Nog 3 machten

4e macht: ambtenaren

5e macht: massamedia

verschillende functies

6e macht: externe adviseurs

Opdracht

• Maak in je schrift een samenvatting waarin je de volgende begrippen uitlegt:
  

Regering, kabinet, parlement, eerste kamer, tweede kamer, staten generaal, coalitie, oppositie, regeerakkoord & ambtenaren

• Klaar? maak opdracht 7.3 en 7.4
  

Regering: ministers + staatshoofd (=koning)

Kabinet: ministers + staatssecretarissen

Parlement: 1e + 2e kamer (ook wel Staten-Generaal of volksvertegenwoordiging genoemd)

Eerste kamer: 75 leden, worden indirect gekozen door leden van de provinciale staten

Tweede kamer: 150 leden, worden direct gekozen

Coalitie: samenwerking van partijen die samen een meerderheid hebben en de regering vormen

Oppositie: partijen die niet bij de coalitie zitten

Regeerakkoord: afspraken tussen coalitiepartijen over het te voeren beleid

Ambtenaren: ondersteunen de uitvoerende macht op gemeentelijk, provinciaal of landelijk niveau

Welke macht hoort niet bij de trias politica?

1. Controlerende macht
2. Uitvoerende macht
3. Wetgevende macht
4. Rechterlijke macht