Herhaling CAL

1 / 38
next
Slide 1: Slide
Praktische economieMBOStudiejaar 1

This lesson contains 38 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Dinsdag 4 november
13.30-14.30 uur
Volgende les toets

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Zet de inhoudsmaten op de goede volgorde en begin met de grootste inhoudsmaat.
milliliter
deciliter
liter
centiliter

Slide 4 - Drag question

Welke eenheid is even veel als een kubieke centimeter (cc)?
A
liter
B
deciliter
C
centiliter
D
milliliter

Slide 5 - Quiz

Welke inhoudsmaat
is gelijk aan een kilogram?
A
liter
B
deciliter
C
centiliter
D
milliliter

Slide 6 - Quiz

Slide 7 - Slide

Hoeveel centiliter staat hier aangegeven?
A
1675 cl
B
16,75 cl
C
167,5 cl
D
1,675 cl

Slide 8 - Quiz

Hoeveel centiliter zit er in 1,2 liter?
A
12
B
120
C
1200

Slide 9 - Quiz

Wat is gelijk aan 3800 g?
A
3,8 kg
B
38 kg
C
0,38 kg
D
380 kg

Slide 10 - Quiz

Hoeveel milliliter is 15 deciliter?
A
1,5
B
150
C
1500
D
15000

Slide 11 - Quiz

Hoeveel milliliter is 1/2 deciliter?
A
5 ml
B
50 ml
C
500 ml
D
5000 ml

Slide 12 - Quiz

Je hebt 100 gram melk nodig.
Hoeveel deciliter is dat?
A
0,1 dl
B
1 dl
C
10 dl
D
100 dl

Slide 13 - Quiz

0,05 l =                          =                          =                          
ml
dl
5
5
50
500
5000
0,5
0,05
0,005
0,0005
l
dl
cl
ml
cc

Slide 14 - Drag question

Zet de inhoudsmaten 
in de goede volgorde
van groot naar klein.
240 cl
30 dl
950 ml
75 cl
0,9 l

Slide 15 - Drag question

Ik weet hoe ik moet rekenen
met inhoudsmaten en gewichten.
😒🙁😐🙂😃

Slide 16 - Poll

Je hebt 234 poffertjes gebakken.
Als je 8 gasten allemaal 30 poffertjes wilt geven, heb je dan genoeg?
A
Ja
B
Nee

Slide 17 - Quiz

8 pruimen kosten € 3,19.
Hoeveel kost 1 pruim?
A
€ 0,40
B
€ 0,39
C
€ 0,45
D
€ 0,46

Slide 18 - Quiz

Slide 19 - Slide

De volgende vragen gaan over het recept van
spaghetti carbonara.

Slide 20 - Slide

8 personen:
400 gram spekblokjes.
Hoeveel gram nodig voor
5 personen?

Slide 21 - Open question

8 personen: 6 eieren.
Hoeveel eieren nodig voor 12 personen?

Slide 22 - Open question

8 personen:
200 gram Parmezaanse kaas.
Voor hoeveel personen kan ik koken met 275 gram kaas?

Slide 23 - Open question

Welke factor gebruik je bij het omrekenen naar 12 personen?

Slide 24 - Open question

Ik weet hoe ik recepturen kan omrekenen.
😒🙁😐🙂😃

Slide 25 - Poll

Van een kilozak pruimen is 250 gram overrijp.
Van een zak appels van 1,5 kg is 300 gram beurs.
Hoeveel procent van het fruit is niet goed meer?
A
22%
B
44%
C
45%
D
55%

Slide 26 - Quiz

Slide 27 - Slide

Slide 28 - Slide

Slide 29 - Slide

Slide 30 - Slide

Slide 31 - Slide

Je hebt netto 4 kilo aardappels.
Er ligt 1 kilo aan schillen.
Hoeveel kilo is het brutogewicht?
(Vul alleen een getal in.)

Slide 32 - Open question

Je gebruikt voor de groentesoep 4 kg prei.
Na verwerking van de prei houd je 3,5 kg over.
Wat is het netto percentage? (kommagetal, geen % erachter)

Slide 33 - Open question

Het nettogewicht van de broccoli is 561 gram. Het uitval-/afvalpercentage is 15%.
Wat was het brutogewicht van de broccoli?
A
600 gram
B
660 gram
C
3740 gram
D
477 gram

Slide 34 - Quiz

Bij het schoonmaken van vis moet je rekenen op 10% afval. Je moet voor 4 personen vis klaarmaken en je wilt dat ze allemaal 125 g vis op hun bord krijgen. Met hoeveel vis moet je starten?
A
137 gram
B
556 gram
C
500 gram
D
444 gram

Slide 35 - Quiz

Ik weet hoe ik bruto en netto moet berekenen.
Zowel in gewichten als in percentages.
😒🙁😐🙂😃

Slide 36 - Poll

23 punten = 5,5
26 punten (2/3) = 6,0
31 punten = 7,5

Slide 37 - Slide

Hoe voorbereiden op de toets?
  1. De opdrachten in Boom Digitaal






  2. De PowerPoints in It's Learning
  3. De theorie in Boom Digitaal

Slide 38 - Slide