Ik en de maatschappij Rondkomen les 4 Een begroting maken

H4 Een begroting maken
1 / 18
next
Slide 1: Slide
WereldoriëntatieVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 1

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

H4 Een begroting maken

Slide 1 - Slide

Terugblik
De vorige les ging over: Kopen
-Wat voor een soort koper ben jij?
-Welke rechten en plichten je hebt als je iets koopt

Slide 2 - Slide

Doel van deze les:
-Je leert dat het belangrijk is om overzicht te hebben over je inkomsten en uitgaven (begroting)
-Je weet wat je er allemaal in kunt zetten
-Je moet zorgen dat je uitgaven niet groter zijn dan je inkomsten
-Je leert waarop je het beste kunt bezuinigen

bezuinigen

Slide 3 - Slide

Een begroting maken
-Een begroting is een duidelijk overzicht van je verwachte inkomsten en uitgaven
-Een begroting maak je dus VOORAF.
-Een kasboek houd je bij en vul je dus achteraf in.
-Je kunt een begroting voor 1 maand opstellen: een maandbegroting

Slide 4 - Slide

Komt deze leerling tekort of heeft hij geld over?

Slide 5 - Slide

Vaak geld tekort, en dan?
-Je zorgt voor meer inkomsten (meer zakgeld of een bijbaan)
-Je gaat ergens op bezuinigen, je geeft dus minder geld uit

Slide 6 - Slide

Waarop bezuinigen?
-Op sommige uitgaven kun je bezuinigen b.v. snoep
-Op sommige kun je niet besparen omdat het moet b.v. het abonnement op je mobieltje.......of je moet je abonnement opzeggen.
Tips: 
-Geef alleen geld uit aan dingen die je echt belangrijk vindt (prioriteiten)
-Kijk wat gratis of voor weinig geld is en waar je op kunt bezuingen


Slide 7 - Slide

Duurzaamheid
-Een manier om te bezuinigen is om minder snel nieuwe spullen te kopen b.v. Geen nieuwe telefoon als hij het nog doet
-En wat dacht je van tweedehands kleding? Goedkoper en duurzamer
-Heb je spullen die je kwijt wilt en die nog goed zijn? Verkoop ze!

Slide 8 - Slide

Steeds meer mensen in geldproblemen door inflatie.

Slide 9 - Slide

Wat is een begroting? (1p)

A
Je houdt wekelijks bij wat je hebt uitgegeven
B
Je houdt de uitgaven en inkomsten bij in een kasboek
C
Een overzicht waarin je de verwachte inkomsten en uitgaven zet
D
Een overzicht met wat je allemaal van plan bent uit te geven.

Slide 10 - Quiz

Jan krijgt 20 euro zakgeld in de maand. Hij verdient 40 euro per maand met zijn krantenwijk. Zijn telefoonabonnement kost 15 euro per maand en Jan spaart elke maand 10 euro.
Wat zijn Jan zijn inkomsten per maand? (1p)

Slide 11 - Open question

Jan krijgt 20 euro zakgeld in de maand. Hij verdient 40 euro per maand met zijn krantenwijk. Zijn telefoonabonnement kost 15 euro per maand en Jan spaart elke maand 10 euro.
Wat zijn Jan zijn uitgaven per maand? (1p)

Slide 12 - Open question

Jan krijgt 20 euro zakgeld in de maand. Hij verdient 40 euro per maand met zijn krantenwijk. Zijn telefoonabonnement kost 15 euro per maand en Jan spaart elke maand 10 euro.
Wat houdt Jan per maand over om uit te geven? (1p)

Slide 13 - Open question

Wat betekent bezuinigen? (1p)
A
Je komt geld tekort
B
Je zoekt een bijbaan om meer geld te verdienen
C
Je koopt minder spullen
D
Je geeft minder geld uit

Slide 14 - Quiz

Hoe kun je bezuinigen?
Schrijf 2 dingen op. (2p)

Slide 15 - Open question

Wat komt er binnen: zakgeld 25 euro, kleedgeld 50 euro en bijbaan 60 euro

Wat geef ik uit: telefoon 15 euro, tijdschrift: 8 euro, kleding 50 euro, bioscoop 3x 27 euro, eten in de kantine op school 15 euro, dure cadeautjes 35 euro

Waar kun je het beste op bezuinigen? (1p)

A
de telefoon en tijdschrift
B
dure cadeautjes kopen en 3x bioscoop
C
Eten in de kantine en telefoon
D
kleding en eten in de kantine op school

Slide 16 - Quiz

Duurzaam leven is ook goedkoper.
Wat is een voorbeeld van duurzaam leven? (1p)
A
Tweedehands kleding kopen
B
Niet elke dag vers voedsel kopen
C
Gooi oude spullen weg
D
Koop regelmatig nieuwe spullen

Slide 17 - Quiz

Schrijf 2 maandelijkse uitgaven op van jezelf.
De belangrijkste zet je bovenaan. (1p)

Slide 18 - Open question